Hoofdstuk 5: Leerlingen en assistent-geneeskundigen i.o.
-
Artikel 5:1 Leer-arbeidsovereenkomst beroepspraktijkvorming
De werkgever kan met een leerling een arbeidsovereenkomst, hierna te noemen leer-arbeidsovereenkomst, aangaan in het kader van de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende of duale leerweg van een beroepsopleiding zoals bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs respectievelijk de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. -
Artikel 5:2 Instroom
De werkgever bepaalt de wenselijke formatie leerlingen op basis van Zorgformat, dan wel een andere deugdelijke methode voor de bepaling van de gewenste instroom van leerlingen. De werkgever is verplicht tenminste 4% leerlingen (inclusief het aantal BOL-leerlingen) in zijn formatie op te nemen indien hij een aantal werknemers in dienst heeft dat groter is dan 100 fulltime equivalenten. Partijen bij deze CAO bevelen de werkgever aan om te streven naar realisatie van tenminste 6% leerlingen in de formatie. -
Artikel 5:4 Minimum salaris voor aspirant leerlingen
Indien een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voorafgaand aan een opleiding, als bedoeld in dit hoofdstuk, geldt minimaal het salaris behorende bij het eerste leerjaar zoals genoemd in artikel 5:3 lid 1. -
Artikel 5:5 Regeling faciliteiten voor leerlingen
De werkgever is verplicht in overleg met de ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging een regeling vast te stellen voor de faciliteiten voor leerlingen waarmee een leer-arbeidsovereenkomst is afgesloten. In deze regeling kunnen bijvoorbeeld onderwerpen vastgelegd worden, zoals het (in bruikleen) verstrekken van leermiddelen en/of het verstrekken van een renteloze lening in de voorbereidende periode van de opleiding en/of het aantal praktijkbegeleiders. -
Artikel 5:6 Inspanningsverplichting werkgever
Indien de werkgever met de leerling overeenkomstig artikel 2:3 een (leer-)arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, biedt de werkgever de werknemer indien de opleiding met goed gevolg is afgesloten, na afloop van de opleiding daar waar mogelijk een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan die economische zelfstandigheid mogelijk maakt. -
Artikel 5:7 Stagiairs
Stagiairs hebben recht op stagevergoeding indien het een stage betreft die aan de volgende voorwaarden voldoet: de stage wordt in het opleidingsprotocol als een verplichte stage aangemerkt; de stage duurt langer dan een maand; de stage heeft een minimale omvang van 150 uur. -
Artikel 5:8 Begeleiding leerling
De werknemer die door de werkgever met de taak belast is om een leerling te begeleiden, dient minimaal eenmaal per maand een voortgangsgesprek te voeren met deze leerling. De werkgever draagt er zorg voor dat er contact met de onderwijsinstelling is over de ontwikkeling van individuele leerlingen. Voor de begeleiding van de leerling is binnen de instelling een praktijkopleider aangewezen of een functionaris die de taken van een praktijkopleider vervult. Deze beschikt over: -
Artikel 5:9 Assistent-geneeskundigen in opleiding tot Arts voor Verstandelijk Gehandicapten
Voor de werknemer die de opleiding tot Arts voor Verstandelijk Gehandicapten volgt, geldt de laagst voorkomende salarisschaal voor de artsenfunctie. Voor de salarisvaststelling worden de contractueel overeengekomen arbeidsuren in aanmerking genomen. -
Artikel 5:10 Gezondheidszorgpsycholoog in opleiding
Voor de werknemer die de opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog volgt, geldt de laagst voorkomende salarisschaal voor de psychologenfunctie. Vanaf 1 juli 2022 geldt het volgende: Voor de werknemer die de opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog volgt, geldt minimaal de laagst voorkomende salarisschaal voor de psychologenfunctie. -
Artikel 5:11 Vergoeding coassistenten
Vanaf 1 juli 2022 ontvangen coassistenten een stagevergoeding van € 100,- bruto per week bij coschappen van ten minste 24 uur per week.