Manon Smit: ‘Mensen met een beperking die slachtoffer zijn van seksueel misbruik, hebben een verstoord lichaamsbewustzijn’

Mensen met een verstandelijke beperking die seksueel misbruik hebben meegemaakt zijn zich meer bewust van hun lichamelijke signalen, maar zijn minder goed in staat deze signalen juist waar te nemen en te interpreteren. De inzet van lichaams- en bewegingsgerichte therapieën zijn dan veelbelovend. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Manon Smit, orthopedagoog en richtlijnontwikkelaar.

Manon Smit
Manon Smit. Fotograaf: Danny de Graaf

1. Waarom dit onderzoek?

‘Het is eigenlijk een vervolg op een onderzoek van mijn co-promotor Mia Scheffers. Zij deed onderzoek in de geestelijke gezondheidszorg naar psychomotorische therapie (PMT) bij vrouwen met seksueel trauma. Dat leverde een module op waar ook vanuit de gehandicaptenzorg veel vraag naar was. De module was alleen niet geschikt voor deze sector. Op basis van die behoefte ontstond dit onderzoek. 

Het mooie voor mij was dat die behoefte ontstond op het moment dat ik de opleiding orthopedagogiek in de richting van mensen met een verstandelijke beperking had afgerond. Tijdens mijn afsluitende stage ontdekte ik dat de grondslag voor gedragsproblematiek veelal onduidelijk is. Toen ik dieper de cliëntendossiers in dook, bleek dat een aantal mensen met gedragsproblematiek slachtoffer was van seksueel misbruik. Dat triggerde me, want daar was dus eigenlijk geen aandacht voor. Op mijn vraag of er traumabehandeling ingezet moest worden, kwam veelal de opmerking dat het gedrag nu eenmaal bij die persoon hoorde. Ook merkte ik dat verbale therapieën niet altijd toereikend genoeg zijn voor de doelgroep. Zo sloot ik mijn stage af, en dat voelde niet helemaal goed. Vervolgens zag ik de vacature voor promotieonderzoek naar seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijke beperking en de inzet van PMT. Het sloot perfect op elkaar aan.’

2. Wat is de conclusie?

‘Mensen met een verstandelijke beperking die slachtoffer zijn van seksueel misbruik, hebben vaak een verstoord lichaamsbewustzijn. Zij zijn zich meer bewust van hun lichamelijke signalen, maar zijn minder goed in staat  deze signalen adequaat waar te nemen, te tolereren en te interpreteren. Dit kan mogelijk resulteren in agressief gedrag, zelfverwonding of symptomen van posttraumatische stress. Psychomotorische therapie kan helpen, omdat lichaamsbewustzijn een centraal thema is in deze therapieën. 

Een andere conclusie is dat instellingen binnen de gehandicaptenzorg hun formele beleid wel op orde hebben, maar dat dit beleid niet altijd goed geïmplementeerd is. Dus in hoeverre weten medewerkers dat er een protocol seksueel misbruik is en als ze het al weten, in hoeverre maken ze er dan daadwerkelijk gebruik van?’

3. Wat betekent dit voor de praktijk?

‘Ander onderzoek heeft aangetoond dat mensen met een verstandelijke beperking een hoger risico hebben om seksueel misbruik mee te maken dan mensen zonder een verstandelijke beperking. Om de gevolgen van seksueel misbruik te beperken, herhaald slachtofferschap te voorkomen en de kwaliteit van leven te verbeteren, zijn vroegtijdige signalering en adequate diagnostiek en behandeling van seksueel misbruik essentieel. Hiervoor hebben we een lichaamsbelevingslijst voor volwassenen met een lichte verstandelijke beperking ontwikkeld (LBL-lvb). Dit is een zelfrapportagelijst, die drie dimensies van lichaamsbeleving meet: lichaamsbewustzijn, lichaamswaardering en lichaamsattitude. 

De lijst biedt inzicht in verstoringen in lichaamsbeleving bij verschillende problematiek, waaronder (seksueel) trauma. Hierdoor kunnen signalen van mogelijk seksueel misbruik eerder opgepikt worden en krijgen psychomotorische therapeuten meer handvatten voor gerichte behandeling. Belangrijk is wel dat zorgprofessionals bij veranderingen in gedrag ook altijd denken aan seksueel misbruik als mogelijke oorzaak. Dat gebeurt nog te weinig. Het bespreekbaar maken van (vermoedens van) seksueel misbruik is essentieel om de gevolgen te beperken en adequate behandeling in te zetten.’ 

4. Hoe was het om dit onderzoek te doen?

‘Bovenal leuk. Ik krijg wel eens de vraag waarom ik onderzoeker ben geworden en niet in de praktijk werk. Het idee is dan dat je in de praktijk mensen sneller kan helpen. Ik vind het juist belangrijk om te zorgen dat er ook op bredere schaal en op langere termijn verandering plaatsvindt naar aanleiding van resultaten uit onderzoek. Dat heeft wel degelijk effect op de kwaliteit van leven van de individuele cliënt.

Daarnaast: dit onderwerp gaat me aan het hart. Maar, zo gaat dat met promotieonderzoeken, er zijn ook altijd obstakels. Door corona konden we niet meer naar instellingen waardoor de dataverzameling helemaal stillag. We hebben het onderzoeksplan moeten aanpassen, wat resulteerde in de komst van een beleidsstudie. Dat was oorspronkelijk niet de bedoeling, maar achteraf denk ik dat het meer inzichten opleverde voor een grotere doelgroep dan alleen voor de pmt’ers. Een mooie bijkomstigheid.’ 

5. Wat ga je nu doen?

‘Ik werk als projectleider bij Viveon, de academische werkplaats van ‘s Heeren Loo en de Vrije Universtiteit van Amsterdam. Ik werk aan een richtlijn psychotrauma bij mensen met een verstandelijke beperking. We merken dat er veel variatie is in het professioneel handelen bij mensen met een verstandelijke beperking die een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt, en dat er onder zorgprofessionals behoefte is aan meer eenduidigheid. Daar houd ik me nu mee bezig.’

Manon Smit, Sexual abuse in individuals with intellectual disability: a psychomotor perspective. Het proefschrift is te downloaden via de Vrije Universiteit van Amsterdam.

Wil je meer weten of heb je vragen of opmerkingen?

Neem contact op met Ronella Bleijenburg
Telefoonnummer
06-51178620

Deze pagina is een onderdeel van