Vakmanschap in de praktijk: ‘Ik wil altijd uitstralen dat ik een veilige haven ben’

Randy Timmers is bij zorgaanbieder Middin leidinggevende op een groep van mensen met een verstandelijke beperking en psychiatrische problemen. Zijn taken: personeelsbeleid voeren, maar ook als volwaardig collega in het team een voorbeeld zijn op de vloer, vaak in de rol van coach. Het vinden van een balans tussen die taken is de rode draad in een gesprek over vakmanschap.

Randy Timmers

‘Ik heb een combinatiefunctie. Moet veel op de groep werken, om goed uit te dragen hoe we met de cliënten moeten omgaan. Maar er zitten ook veel administratieve taken aan vast. Dat laatste zorgt er voor dat het leveren van zorg vaak onder druk staat. Ik word geacht om volgens de behandelvisie die wij hebben voor 80 procent op de werkvloer actief te zijn. Om te laten zien hoe het moet. In mijn praktijk is dat maximaal 50 procent…’

Gatenrooster

‘Ik pleit voor minder administratie en meer collega’s. Het rooster vertoont nog te veel gaten. Die kun je vullen met flexkrachten, maar dan komen er te veel wisselende gezichten op de groep. Omdat ik een stabiel team wil, moet ik me vaak bemoeien met het rooster. Terwijl dat eigenlijk niet bij mijn functie hoort. Ook grotere contracten helpen. En kleinere groepen.’ 

‘Dat botst met de algemene uitgangspunten die de zorg kent. We willen juist dicht op de cliënten ons werk doen. Om bijvoorbeeld angst, depressie en eenzaamheid te voorkomen. Bij ons zijn het streven naar zelfstandigheid en meer inzet van technologie van beperkte waarde.’ 

Waan van de dag

‘In mijn huidige functie heb ik te weinig tijd om werk te maken van persoonlijke ontwikkeling. Toen ik persoonlijk begeleider was, had ik daar meer tijd en ruimte voor. De waan van de dag is dus een bedreiging voor mijn ontwikkeling als zorgprofessional. Je ontwikkelt je natuurlijk altijd in de praktijk als de onze. Maar ik kom momenteel niet toe aan bijvoorbeeld een training of zo.” 

Lastige spagaat

‘Ik voel mij wel gewaardeerd. Deze functie past ook bij me. Letterlijk, het salaris, voel ik me minder gewaardeerd. Ik heb veel verantwoordelijkheden en een breed takenpakket. Met één been in het primaire zorgproces en met het andere been in de leidinggevende rol. Die spagaat zou ik in de beloning wel wat beter willen terugzien…’

Zeggenschap over regie

‘Als het om zeggenschap gaat, heb ik het gevoel dat ik m’n persoonlijke visie goed kan uitrollen. En het is fijn om te merken dat mijn visie overeenkomt met de corporate behandelvisie. Ja, ik heb het gevoel dat ik genoeg zeggenschap heb over de manier waarop ik m’n vak uitoefen. Ik voorzie wel dat ik in een situatie kom waarin ik te horen krijg ‘je bent te veel hier en te weinig daar’. Die discussie kunnen we gewoon aangaan. Als ik maar de regie op mijn inzet mag behouden. Een inzet die goed is voor de cliënten en fijn voor mij.’ 

‘De managementtaken die in de functie van meewerkend leidinggevende zitten opgesloten, zouden veel minder belangrijk moeten zijn. Een voorbeeld: als de begroting een verantwoordelijkheid zou zijn voor de zorgmanager, kan een meewerkend leidinggevende veel meer tijd besteden aan zijn rol als coach op de werkvloer. Ik krijg daar van de organisatie wel de ruimte voor, maar het is nog niet voldoende gangbaar.’ 

Managers moeten veranderen

‘Ik snap wel dat mijn rol altijd een brugfunctie zal zijn. Tussen management en primair zorgproces in. Ik werkte laatst mee aan een podcast over de toekomst van de zorg en daarin kwam tot mijn genoegen goed naar voren dat er in de toekomst steeds meer vraag zal komen naar leidinggevenden die ook de zorg kunnen draaien. Dat is precies zoals ik het wil. Laat ik het plat slaan: er zijn nog te veel managers die uitsluitend manager zijn en in het primaire zorgproces niet even kunnen bijspringen. Dat moet veranderen. Als dát lukt, wordt mijn taak echt toekomstbestendig.” 

Primaire proces voorop

‘We zitten op dit moment in een tijdperk waarin noodgedwongen prioriteiten moeten worden gesteld. Het vullen van het rooster is nu even belangrijker dan het opstellen van een bejegeningsplan. In mijn functie ben je een vakman als je in ieder geval in het primaire zorgproces je mannetje staat. 

Zeg, hoe gaat het? 

Als ik een spotje zou moeten maken ter promotie van mijn vak, dan zou ik vooral beeld tonen van interactie met een cliënt en niet een beeld waarin te zien is dat ik een vergadering voorzit. Bij teamoverleg onder mijn leiding werken we geen agenda af. Ik begin altijd met de vraag: hoe gaat het? Goede zorg begint bij een gevoel van kracht en veiligheid. Dat komt op de complexe groep waarmee ik werk ook het beste over. Ik realiseer me wel dat dit anders ligt als je werkt met cliënten die zelfredzamer zijn. Dan kun je taakgerichter werken, met looplijsten: ik ben er om 9.00 uur om een cliënt te douchen. Bij ons is die dynamiek anders.’ 

Accent op zingeving

‘Samengevat: ik voel me een rots in de groep. Ik blijf altijd kalm en gefocust en wil altijd uitstralen dat ik een veilige haven ben. Ik ben er, bij alle weersomstandigheden. Een baken voor m’n collega’s en de cliënten.’ 

‘Maar promotie voor mijn vak? Leg het accent op zingeving, dat je er bent voor een ander. Ik denk dat zo’n insteek op de lange termijn de instroom zal verbeteren. Ik zou ook m’n hand willen uitsteken: kom gewoon een dagje meelopen. Er bestaan al genoeg misverstanden over ons vak.’ 

Meer lezen over vakmanschap in de gehandicaptenzorg?

Het artikel hierboven is ook te lezen op de pagina Broodnodig: vakmanschap in de gehandicaptenzorg. De VGN bundelt hier verhalen, interviews, blogs en filmpjes over werken in deze mooie sector. Zo willen we meer aandacht en waardering genereren voor de medewerkers in de gehandicaptenzorg.