‘Dit werk biedt zoveel kansen en uitdagingen’

Hanneke Lugtenberg is teamleider bij Stichting Pim in het Brabantse Dorst. Hier wonen 16 jongvolwassenen met een ernstig meervoudige beperking of een verstandelijke beperking, verspreid over twee woningen. Van de dagbesteding op deze locatie wordt door 24 jongvolwassenen gebruik gemaakt. Hanneke werkte eerder in de woningen, maar houdt zich nu vooral bezig met de dagbesteding. Stichting Pim is een kleine organisatie, waar teamleiders de helft van hun tijd besteden aan leidinggevende taken en de andere helft van de tijd gewoon meewerken in de zorg.

Foto Hanneke Lugtenberg

'Ik heb een bijzondere weg afgelegd om in de gehandicaptenzorg terecht te komen. Ik wilde eigenlijk kinderarts worden, maar tijdens deze opleiding kwam ik er achter dat dit werkterrein toch niet zo goed bij me paste. Na afronding met een doctoraaldiploma, zocht ik naar een andere plek in de zorg. Aan de ene kant was ik vaak overgekwalificeerd terwijl ik tegelijkertijd niet over de juiste papieren beschikte om voor een groep te mogen staan. Daarom ben ik sociaal pedagogische hulpverlening gaan studeren. De breedte van het sociaal werk sprak me aan. Via stages kwam ik in aanraking met de gehandicaptenzorg en daar heb ik vrijwel direct mijn hart aan verloren. Het is een sector waar ik zowel mijn medische kennis als mijn agogische kennis goed kan gebruiken. Achteraf ben ik daarom heel blij met mijn dubbele opleiding, maar het heeft het nodige doorzettingsvermogen gekost om hier te komen.'

Warm bad

'Ik heb eerder bij grotere gehandicaptenorganisaties gewerkt, maar vond dat daar te veel van bovenaf werd bepaald. Ik geloof er sterk in dat medewerkers in de gehandicaptenzorg hun werk beter kunnen doen en hun professionaliteit beter laten zien als ze meer zeggenschap en regie krijgen. Het werken bij deze kleinschalige organisatie is voor mij echt een warm bad, omdat we de zorg hier zo organiseren als die overal zou moeten zijn. We werken als organisatie en medewerkers sterk vanuit het perspectief van de cliënt, in overleg met de familie. Het draait om samenspraak, er wordt slechts weinig van bovenaf bepaald. Dit gun je iedere cliënt en iedere medewerker. En natuurlijk zit er een limiet aan het zorgbudget, je moet ’t toch doen met wat er is. Maar bínnen die kaders krijgen professionals de ruimte. Het draait dan om: wat kan er wél!'

Boodschappen doen, het bos in of een kop thee

'Deze manier van werken maakt ook dat mensen hier graag werken. Wij hebben vooralsnog geen probleem op de arbeidsmarkt en zetten geen zzp-ers in. Collega’s blijven hier vaak lang en zijn daarmee vaste gezichten voor de cliënten, die ze daardoor ook goed kennen. Het vraagt natuurlijk ook wel iets van de collega’s om op deze manier te kunnen werken. De teams maken hun roosters zelf en onderling lossen we knelpunten bij ziekte en vakanties op. Een enkele keer komt er iemand binnen bij wie deze manier van werken toch niet zo goed past. Omdat er weinig van bovenaf wordt opgelegd, moet je zelf invulling geven aan de dag van cliënten en daarin maatwerk bieden. De ‘zorgtaken’ zijn niet dagvullend, er is tijd om samen boodschappen te doen, het bos in te gaan of een kop thee te drinken op de bank. Maar ook dat is essentiële zorg; ook al ziet dit er aan de buitenkant misschien niet zo uit. Bewegen, de natuur in, aansluiting bij de maatschappij, écht contact maken. Dit hebben de cliënten nodig, dit heeft iedereen nodig. De preventieve werking hiervan wordt soms nog onderschat denk ik. Het werk is minder gejaagd dan op veel andere plekken. De meeste mensen vinden dat heerlijk, maar het past niet bij iedereen.'

Zichtbaarheid en beeldvorming

'Ik maak me zorgen over het beeld in de buitenwereld over de gehandicaptenzorg  en van de professionals in deze sector. Neem de zin in het regeerprogramma over ‘broodjes smeren’. Het beeld dat mensen blijkbaar hebben doet zo tekort aan het vak dat we hebben en de complexiteit daarvan. Het werk is echt complexer en diverser dan in veel andere zorgsectoren. Je kunt aan de buitenkant vaak niet aan iemand zien wat diegene nodig heeft. Het is puzzelen om daar achter te komen en het vraagt vaak om multidisciplinair kijken. Dit werk biedt zoveel kansen en uitdagingen! Als ambassadeur gehandicaptenzorg, na een ambassadeursleergang bij de beroepsvereniging, probeer ik de zichtbaarheid van de sector en professionals te vergroten. Ik geef gastlessen op basisscholen, samen met cliënten. We hebben hier nu ook een intensievere samenwerking met de school opgezet, waarbij we simpelweg met cliënten aanwezig zijn in het schoolgebouw en laagdrempelige activiteiten samen doen, zoals koekjes bakken of knutselen, waardoor er vanzelf contact ontstaat met de leerlingen. Kinderen zijn nieuwsgierig en stellen vragen. Vaak hebben ze nog nooit iemand met een beperking gezien. Een inclusieve samenleving komt dichterbij als kinderen al jong kennis maken met mensen met een beperking. Zoals die jongen in groep 8, die eens goed om zich heen keek en verzuchtte ‘waarom zijn al die drempels er eigenlijk’. Als die jongen straks architect of aannemer wordt, dan neemt hij dit besef hopelijk mee.'

De professional centraal

'Mijn belangrijkste wens voor de sector? Stel de professional echt centraal. Laat medewerkers doen waar ze goed in zijn, faciliteer ze zodat ze over actuele kennis beschikken. Minder ‘moeten’, bijvoorbeeld qua administratie. Professionals weten zelf echt wel wat goede zorg is, zeker als de informatie die ze daarvoor nodig hebben beter vindbaar is.'

Meer lezen over vakmanschap in de gehandicaptenzorg?

Het artikel hierboven is ook te lezen op de pagina Broodnodig: vakmanschap in de gehandicaptenzorg. De VGN bundelt hier verhalen, interviews, blogs en filmpjes over werken in deze mooie sector. Zo willen we meer aandacht en waardering genereren voor de medewerkers in de gehandicaptenzorg.

Deze pagina is een onderdeel van