Joyce Niemeijer stippelde haar loopbaan uit: zorgmedewerker, verpleegkundige… vakdocent
Een gesprek met Joyce Niemeijer (45) is een duik in de warme, menselijke praktijk van de gehandicaptenzorg. Deze ‘Medewerker zorg en dienstverlening’ heeft inmiddels 27 jaar ervaring, sinds 2001 bij Koninklijke Visio in het Drentse Vries.
Bevlogenheid en ambitie
Met het woord ‘bevlogenheid’ doe je haar tekort. Na al die jaren heeft ze nog volop ambitie om door te groeien en die kansen pakt ze nu ook. Ze lonkt naar een functie als verpleegkundige, in de verre toekomst naar klaslokalen waar ze nieuwe generaties wil verleiden voor het vak. Maar alles op z’n tijd. “Er hangt bij ons op de woning een bordje aan de wand met de spreuk: Jaag mij niet op, ik ben aan het werk, niet op de vlucht.”
Van huis uit
Eerst maar eens het begin, het moment waarop zij voor de gehandicaptenzorg koos. “Ik heb een broer met een verstandelijke beperking. Mede daarom ben ik op jonge leeftijd de opleiding sociaal pedagogisch werk gaan doen. Daarna liep ik stage bij zorgaanbieder De Trans. Ik had meteen een klik met dit werk. De mensen voor wie je werkt zijn zó puur, zichzelf, onbevangen. Ik hou daarvan, kwam de opleiding vrij makkelijk door en werd meteen gevraagd om in dienst te komen. Dit werk heeft me sindsdien nooit meer losgelaten.”
Joyce was nog jong en natuurlijk niet uitgeleerd. Ze startte me de opleiding tot verpleegkundige. Dat leidde weer tot een stage bij Visio. “Ik werkte daar ineens met mensen die meervoudig beperkt zijn: visueel beperkt, in combinatie met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Dat sprak mij nóg meer aan.” De vervolgopleiding moest ze door omstandigheden afbreken, maar deze werkkring had haar betoverd.
Mooi ontwaken
Haar werkdag begint nu om 7.00 uur. Samen met een collega werkt ze voor acht oudere cliënten. Twee woningen worden verbonden door een keuken waar gezamenlijk wordt gekookt en gegeten. Joyce en haar collega starten met medicijnen uitzetten en lezen de rapportage van de nachtdienst. Wat haar drijft? “Ik vind het erg prettig dat ik met iedere client een band kan opbouwen. Mijn werkomgeving is geen ziekenhuis, waar patiënten komen en gaan. Ze weten ook goed wie ik ben. Het ultieme werkgeluk is een tevreden gezicht. Dat ze schoon in de kleding lekker tevreden zitten te ontbijten. Heel vaak begint het bij mij al op een slaapkamer van een client. Ik maak ze wakker, de ogen gaan open en het eerste wat ik zie is een lach, omdat ze mijn stemgeluid herkennen. Dan kan ook míjn dag niet meer stuk…”
Eenvoud en houvast
Ze draait dag- en avonddiensten. Vijf dagen van acht uur aaneen. Een fulltime baan. “Ik ben om het weekend vrij en we volgen een zogenoemd cyclisch rooster, dat zorgt voor houvast. Ik weet maanden vooruit wat mijn diensten zijn. Het totale team bestaat uit vijftien collega’s. Eén van hen maakt de roosters, daarvoor hebben we geen steun van de planning nodig. Mooi dat we daar zelf altijd goed uitkomen. Maar wel met beleid. Mijn maatstaf is dat ik mensen begeleid en verzorg zoals ik zelf begeleid en verzorgd zou willen worden. In het goede tempo, ik weet hoeveel verwerkingstijd cliënten soms nodig hebben. En altijd met respect. Bewoners wonen niet op onze werkplek, maar wij werken in hun huis.”
Zorg op afstand
Gevraagd naar mijlpalen in haar loopbaan, noemt Joyce het verdwijnen van de paviljoenen. Clienten kregen in kleinere wooneenheden meer kansen om zelfstandiger te leven. “Ik snapte die ontwikkeling wel, maar de lijnen werden langer. Dat zie je ook met digitalisering. Prachtig, maar ook dit zet mensen op afstand van elkaar. Als er vroeger een lampje kapot was in een woonkamer, dan belde ik de technische dienst en een kwartier later kwam een handige collega op een bakfiets aangereden. Nu doe ik een melding bij een servicedesk, ik moet een lijst met vragen beantwoorden – exacte locatie, urgentie etc. – dan wordt reparatie ingepland. De persoonlijke sfeer is wat meer op de achtergrond gekomen, we leven in een wat zakelijker wereld.”
Positief strijdbaar
Zegt zij dus dat de toegenomen verzakelijking in de sector de verzelfstandiging van de client juist remt? Ze denkt na. “Echte zorg op maat is natuurlijk afhankelijk van tarieven die aanbieders mogen rekenen. In Den Haag wordt geregeld op de rem getrapt. Hoe hard kunnen wij ons dan nog maken voor een zorgzwaartepakket? Veel noodzakelijke ingrepen kan ik wel plaatsen. Maar elke ambitie heeft een keerzijde.” Beïnvloedt dit ook haar werkplezier? “Nee, het remt mij niet af. Ik ben wel gewend om tegen de stroom in te roeien. We hebben bijvoorbeeld ook te maken met vergrijzing onder cliënten en onder de zorgprofessionals. We komen sowieso mensen te kort. Dat maakt mij op een positieve manier strijdbaar.”
Unieke waardering
Een mijlpaal vindt ze ook dat de rol van de naasten veranderde. Ze komt met een treffend voorbeeld. “Neem een geval van overlijden. De uitvaart met alle voorbereiding was voorheen iets dat de naasten zelf op zich namen. Dat is veranderd. Wij komen steeds vaker ook in die rol terecht. ‘Jullie kenden mijn broer veel beter, zagen hem elke dag, dus je weet ook beter dan wij hoe we afscheid moeten nemen,’ horen we dan. Dat is wel bijzonder, een blijk van waardering. Dat we ook dit vertrouwen krijgen. De kleur van de kist en de muziekkeuze bij de uitvaart is steeds vaker aan ons.”
Op de koffie
Stel dat zij binnenkort een management-taak of een directieverantwoordelijkheid zou kunnen gaan dragen, wat zou ze dan direct veranderen in haar zorgpraktijk? “Ik zou meteen de lijnen inkorten en op vaste tijden op de koffie gaan op de werkvloer. En het administratieve werk tot een minimum beperken. Daar gaat nu veel te veel tijd aan op. Verder zou ik me sterk maken voor hogere indicaties, zodat we als gevolg daarvan niet onze formatie hoeven te krimpen. Maar ja, dat blijft wel een beetje dromen, denk ik. Volgens mij moeten we ons schrap zetten om de komende bezuinigingen aan te kunnen.”
Zzp’er staat op afstand
Maar veronderstel dat er toch meer zorggeld beschikbaar komt, waar zou ze dat dan aan willen besteden? “Meer inzet van mensen die om te beginnen niet-primaire zorgtaken uit handen kunnen nemen. Denk aan vrijwilligers en zij-instromers.” En als die versterking ook uit zzp’ers zou bestaan? “Ik heb geen ervaring met zzp’ers. Dan is dat geld wel snel op (…). Ik begrijp niet zo goed waarom zzp’ers voor zo’n bestaan kiezen. Ze kennen de cliënten veel minder goed. Ik hoor ook van collega’s die wel met zzp’ers samenwerken dat het soms weerstand, zelfs agressiviteit bij cliënten oproept. Ze kennen elkaar niet en dus is er geen vertrouwensbasis. En die is in dit vak zooo belangrijk…”
Zou ze proberen om zzp’ers in haar team terug te verleiden naar een vast dienstverband? “Ja, ik zou wijzen op betere contacten met de client en zekerheden, zoals verzekeringen en pensioenvoorzieningen. Een stabieler werkklimaat.” En dan zegt die zzp’er: ik kan werken wanneer ik wil, waar ik wil, volgens mijn eigen rooster. “Ja, dat zal wel. Misschien dat een nóg betere cao me daarbij kan helpen.”
Studieschuld verlagen
Dat roept natuurlijk meteen de vraag op hoe de cao gehandicaptenzorg verder zou moeten worden verbeterd. “Misschien dat we studenten een beetje tegemoet moeten komen. Geen idee of dat haalbaar is, maar het zou de aantrekkelijkheid van onze sector natuurlijk wel ten goede komen. Kom een jaar lang één dag in de week bij ons werken en wij doen wat aan je studieschuld. Zoiets.”
Imago opkrikken
Dat brengt het gesprek op het imago van de sector. Ze vertelt dat haar dochter van 18 niet geïnteresseerd is. “Jouw cliënten zijn onvoorspelbaar en ik vind het werk niet zo fris, dat hoor ik van haar. Als ik aan de praat raak over ons vak, ben ik vooral eerlijk. Ik steek niet onder stoelen of banken dat ons werk zwaar is. Het is de reden waarom ik toch weer de opleiding tot verpleegkundige heb opgepikt, na al die jaren. Ik zit nu in een klasje van tien en ben de oudste. Een vierjarige opleiding doe ik in drie jaar. En Visio betaalt een deel mee. Dan ben ik straks 25 jaar in dienst en sla toch nog even een andere weg in. Ik wil me graag meer verdiepen in ziektebeelden en m’n kennis verbreden.”
Ooit voor de klas
Ze wil zich ook best graag meer inzetten om het vak te promoten. “Ja, bij een onderwijsinstelling achter zo’n kraampje een kandidaat-stagiair vooroordelen uit het hoofd praten. Ik heb dat onlangs al een keer gedaan en kreeg de kans om onbekende kanten van m’n vak toe te lichten. Ik stond op een leerling in te praten, terwijl er achter mij twee docenten meeluisterden. Ze spraken me daarna aan. Jij zou vakdocent gehandicaptenzorg moeten worden’ riepen ze. Later dacht ik: nou, dat is wél een manier om straks mijn lijf een beetje te sparen en toch mijn idealen te blijven nastreven. Leren en overdragen. Van medewerker zorg en dienstverlening, via verpleegkundige naar het leslokaal. ”
Stel dat die carrièrelijn werkelijkheid wordt. Dan zal de zakelijkheid het in haar werk toch wat gaan winnen van de menselijke, warme zorgpraktijk. “Afstand nemen van de mensen met wie ik nu dagelijks werk, daar moet ik nu even niet aan denken. Ik hou van ze. Maar als ik om te beginnen straks verpleegkundige ben en ik zou een baan bij onze medische dienst kunnen krijgen, dan kom ik ze weer tegen. Dan zie bij het bloedprikken weer die glimlach als ik binnenkom…”