Toelichting nieuwe tarieven Wlz
De VGN krijgt veel vragen over de hoogte van de componenten woonzorg, dagbesteding of behandeling binnen één profiel. Zorgaanbieders vragen zich soms af of de NZa niet vergeten is het bedrag van een bepaalde component op te tellen bij het bedrag van een zzp of vpt product. De vragen worden vaak gesteld in samenhang met profiel vg 7.
De zzp en vpt prestaties zijn opgebouwd uit drie componenten, te weten woonzorg (VOV-genoemd in het rapport van KPMG), dagbesteding en behandeling. Tot en met 2018 was binnen één zorgzwaarteprofiel ofwel groep van mensen met dezelfde zorgzwaarte-intensiteit de hoogte van de prijs van een component altijd gelijk. Als er bijvoorbeeld sprake was van dagbesteding dan was het bedrag voor de dagbestedingscomponent in het zzp vg 7 exclusief behandeling even hoog als in het zzp vg 7 inclusief behandeling. Per 2019 is deze modulaire methode met additieve opbouw komen te vervallen. Bij een zzp of vpt inclusief behandeling kan de dagbestedingscomponent en woonzorgcomponent hoger of lager zijn dan bij een zzp of vpt exclusief behandeling.
Nieuw modelBij de nieuwe zienswijze gaat de NZa ervan uit dat iedere prestatie binnen één zorgzwaarteprofiel een afzonderlijk product is en binnen dit product kan de hoogte van een component per productvariant verschillen. Deze nieuwe zienswijze is mogelijk omdat de methode van onderzoek uitgevoerd door KPMG in 2017-2018 afwijkt van de gehanteerde methode bij de introductie van de zzp’s in 2008 en omdat een veel grotere groep van zorgaanbieders heeft deelgenomen aan het recent uitgevoerde kostenonderzoek dan aan het kostenonderzoek bij de introductie van de zzp’s. De beleidsregelwaardes van de producten zijn vanaf 2019 veel meer gebaseerd op de werkelijke kosten (conform kostenonderoek KPMG). Bij deze nieuwe methode kunnen de gemiddelde kosten voor bijvoorbeeld de woonzorg gemeten bij aanbieders die bijvoorbeeld een zzp met dagbesteding leveren, lager zijn dan de gemiddelde kosten bij aanbieders die een zzp zonder dagbesteding leveren. Voorheen stelde de NZa op een meer normatieve wijze de tarieven vast, waarbij werd verondersteld dat binnen één zorgzwaarteprofiel de componenten gelijk zijn. De NZa bracht bij de invoering van de zzp’s de kosten bij een beperkt aantal zorgaanbieders in kaart en tevens de inkomsten van alle zorgaanbieders. Vervolgens werden toen via verdeelsleutels en rondrekening de inkomsten verdeeld over de componenten.
De nieuwe methode brengt binnen een zzp verschillende bedragen voor eenzelfde component met zich mee. Deze verschillen zijn niet alleen in stand gelaten om zo dicht mogelijk bij de gevonden resultaten te blijven (zodat de consequenties voor zorgaanbieders klein blijven) maar ook omdat deze verschillen zorginhoudelijk gerechtvaardigd kunnen zijn. Het is mogelijk dat behandelaren van invloed zijn op de kosten van de VOV component. Ook is onduidelijk in welke mate dagbesteding nog van invloed is op de kosten per dag met invoering van de Wlz. Voorop staat immers bij een Wlz-cliënt dat sprake moet zijn van permanent toezicht/zorg nabij ofwel in kostentermen 1 fte op een groep van bijvoorbeeld 6 personen. Of hier dan vervolgens sprake is van dagbesteding of woonzorg is minder van belang voor het meten van kosten en vaststellen van een tarief per dag. De kosten worden toch vooral veroorzaakt door het personeelslid op de groep.
Voor de interne bedrijfsvoering van een zorgaanbieder werd veelal aansluiting gezocht bij de externe verdeling van de woonzorg- en behandelcomponent (en dagbestedingscomponent). Die benadering kan nu worden losgelaten.
Eind augustus zal de NZa een verantwoordingsdocument publiceren rond de herijkte tarieven. Daarin zal meer in detail worden ingegaan op de totstandkoming en effecten van de nieuwe tarieven.