Betere zorg en inclusie: Staatssecretaris Vicky Maeijer deelt haar plannen
Staatssecretaris Vicky Maeijer wil werk maken van de invoering van het VN-verdrag, samen met haar collega’s op andere departementen. ‘Als er een vraag wordt gesteld over mensen met een beperking, ligt die vaak niet bij mij. Maar het is wel mijn taak hen erop te wijzen', vertelt Maeijer in Markant, het tijdschrift van de gehandicaptenzorg.
Kende u de gehandicaptenzorg eigenlijk al goed voor u als staatssecretaris begon?
‘Nee eerlijk gezegd niet’, antwoordt staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg Vicky Maeijer. ‘Ik heb in de Tweede Kamer wel het woord gevoerd over andere facetten van de zorg, zoals de jeugdzorg. Zijdelings krijg je van alles mee, maar kennen? Nee. Ik heb wel direct gepoogd me ook in deze wereld onder te dompelen. In verschillende zorgsectoren merk je dat mensen met veel passie spreken over hun werk, maar de gehandicaptenzorg springt er wat mij betreft nog wel bovenuit. De liefde, de energie en de passie waarmee mensen er heel bewust voor kiezen om in die sector te werken, raakt me.’
‘Bij Middin sprak ik bijvoorbeeld een jongeman, midden twintig, die oorspronkelijk was opgeleid tot werktuigbouwkundige, maar zich had laten omscholen om zijn passie te volgen. En hij was daar zó op zijn plek. Er hing iets positiefs om hem heen waardoor hij een goede match had met de bewoners. Dat zag je aan de interactie. Hij werkte met mensen met ernstige beperkingen en moeilijk verstaanbaar gedrag.’
Hoe kunnen we meer van zulke mensen aan ons binden?
‘Ik denk dat we de liefde en de passie in de gehandicaptenzorg goed naar buiten moeten brengen en aandacht geven aan het mooie werk dat je er kunt doen. Het begint met erkenning van de waarde ervan. En het is ook belangrijk om de mensen te behouden die eenmaal voor de zorg hebben gekozen. Hoe maak je het aantrekkelijk om daarin te blijven werken, ondanks bijvoorbeeld de hoge werkdruk? Misschien kan digitalisering van administratieve taken daarbij een rol spelen, zodat er meer tijd over blijft voor de bewoners.’
Wat gaat u doen om de invoering van het VN-verdrag Handicap te verbeteren?
‘Daar is nog veel werk aan de winkel. Dat werd in december ook stevig voor het voetlicht gebracht in het Tweede Kamerdebat en voorafgaand aan het debat door organisaties als Ieder(in). Ik hoop daar komend jaar flink wat stappen in te kunnen zetten, want er is nu momentum. Daarom zijn we nu een werkagenda aan het uitwerken, waarin zo concreet mogelijke afspraken komen te staan. De betrokken ministeries houden nu sprintsessies met ervaringsdeskundigen en belangenorganisaties. De opbrengst gaan we vastleggen en uitvoeren.’
Welk resultaat wilt u in ieder geval bereiken?
‘Als ik er iets uit pik, noem ik ook heel veel niet, terwijl er op alle levensdomeinen nog heel veel stappen te zetten zijn. Maar tijdens werkbezoeken de afgelopen tijd heb ik vaak meegekregen, dat in het contact met overheidsinstanties de bejegening ook heel belangrijk is. Mensen hebben het gevoel dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd. Je vraagt je af waarom we dat nog niet beter geregeld hebben, want het maakt wel het verschil. Ik sprak bijvoorbeeld een mevrouw die naar haar gemeente ging omdat zij een nieuwe rolstoel nodig had. Zij kreeg als antwoord: de huidige is toch nog niet zo oud? En die rolstoel was na zeven jaar misschien ook nog best goed, zei ze vrouw, maar mijn lijf is veranderd, ik zit anders. Bejegening is meedenken, in plaats van alleen maar zeggen: die rolstoel ziet er toch nog goed uit?’
Wat kan uw invloed hierin zijn?
‘Ik wil hierover het gesprek voeren met gemeenten. Het is goed als ze dit soort vragen meenemen als ze bijvoorbeeld hun lokale inclusieagenda opstellen. Hoe ga je met mensen in gesprek? Ga je meedenken, of zeg je: dit is wat het is en als u iets anders wilt, dan moet u naar het volgende loket? We moeten er als overheden met elkaar nog eens goed naar kijken hoe we dit beter geregeld krijgen, zodat mensen in ieder geval weten waar ze de juiste zorg kunnen vinden en welke websites ze bijvoorbeeld kunnen raadplegen.’
Er is veel kritiek op de verschillen tussen gemeenten.
‘Die frustratie begrijp ik volkomen. Als je in gemeente X woont en je hoort dat je vriend in gemeenten Y een andere voorziening krijgt, dan is dat moeilijk te begrijpen. We hebben ervoor gekozen het stelsel op deze manier in te richten vanuit de gedachte dat gemeenten het meest dichtbij hun burgers staan en dus maatwerk kunnen leveren, maar we zien nu dat dat tot grote verschillen kan leiden. Daarom doen we een houdbaarheidsonderzoek naar de Wmo, waarin ook wordt gekeken naar de diversiteit in de uitvoering. Het resultaat verschijnt over een jaar, dus dat duurt nog vrij lang, maar omdat de onderliggende vraag vrij fundamenteel is, lijkt het me wijs om eerst te kijken wat er uit dat onderzoek komt, in plaats van nu even snel de Wmo aan te passen.’
U heeft binnen het kabinet een coördinerende rol in de invoering van het VN-verdrag. Hoe gaat u dat aanpakken?
‘Dat was ook een van de eerste vragen die ik mezelf hier stelde. Het begint ermee dat je je realiseert dat je als ministerie van VWS niet de enige bent die gaat over de invoering van het VN-verdrag. Wonen, werk, onderwijs – er zijn zoveel facetten. Ik probeer mijn collega’s daar zoveel mogelijk over te spreken. In de voorbereiding naar het Kamerdebat sprak ik bijvoorbeeld met mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat over het bestuurlijk akkoord over het openbaar vervoer. Zo probeer ik aangehaakt te blijven bij wat zij doen en blijf ik het VN-verdrag onder hun aandacht brengen. Ik wil het ook in het Kabinet in een grotere kring bespreken en de beleidsdirecties hebben er ook onderling contact over, dus het loopt op verschillende niveaus.’
Bij uw collega’s moet dus eigenlijk een belletje gaan rinkelen zodra het gaat over mensen met een beperking: dit gaat ook over mijn departement?
‘Absoluut. En het is een taak van mij om hen daarop te wijzen. Als er een vraag wordt gesteld over mensen met een beperking, ligt die vaak bij mij. Want mensen met een beperking willen ook werken en die willen ook naar school.’
In maart spreekt u op het VGN-congres, weet u al wat u daar gaat vertellen?
‘Dat niet, maar ik heb de Visie van de VGN gelezen en mij valt op dat die goed aansluit bij het VN-verdrag. En de VGN stelt, net als de ouderenzorg, heel terechte vragen: wat doen we straks als meer mensen ondersteuning nodig hebben, dan er medewerkers beschikbaar zijn? Het is belangrijk om dan met elkaar naar te kijken wat wel kan. Ik redeneer graag positief. Toen ik te gast was bij Pauls Social Club, vond ik het ook mooi om te zien dat ze daar redeneren vanuit mensen met mogelijkheden. Ik denk dat we dat ook in de zorg moeten doen: wat kunnen we met elkaar nog wel? En zo’n congres is daar een mooi middel voor.’
Over: Vicky Maeijer
geboren in Rotterdam op 7 september 1986
2004 -2009 | studie internationaal recht en Europees publiekrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam |
2006 | stagiaire Groep Wilders / PVV |
2007 - 2009 | beleidsmedewerker PVV-fractie Tweede Kamer |
2009 - 2010 | beleidsmedewerker PVV-fractie Europees Parlement |
2010 - 2014 | beleidsmedewerker PVV-fractie Tweede Kamer |
2011 - 2014 | lid Provinciale Staten en fractievoorzitter PVV Zuid-Holland |
2014 - 2017 | lid Europees Parlement voor de PVV |
2017 - 2024 | lid Tweede Kamer voor de PVV |
2024 - heden | staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg |
Dit artikel komt uit de eerste editie van 2025 van Markant, het tijdschrift van de VGN.