Vergoeding van de huisvestingscomponent door gemeenten

De VGN krijgt geregeld de vraag hoe gemeenten (moeten) omgaan met de vergoeding voor kapitaallasten en NHC (normatieve huisvestingscomponenten). We zetten de ‘denkrichting’ hieronder uiteen.  Aan de orde komen: de algemene uitgangspunten, de rol van de gemeenten, beschermd wonen (GGZ-C) en de vergoeding voor inventaris. Dit artikel is een update van een eerder artikel dat we op 5 augustus plaatsten. Voor de vergoeding van de kapitaallasten in de Wlz verwijzen we naar een apart artikel. Het verdient aanbeveling om beide artikelen in samenhang te lezen.

Uitgangspunt. Het voornaamste uitgangspunt is dat u (voor zover het de Wmo en Jeugdwet betreft) met uw gemeente(n) afspraken maakt over de tarieven, inclusief de vergoeding voor de huisvesting. Veelal zal dat een integraal tarief zijn waarin een deel voor kapitaallasten (vergoeding huisvesting) is opgenomen. Het tweede uitgangspunt is dat u in 2015, 2016, 2017 volgens het vigerende overgangsregime recht hebt op respectievelijk 50%, 30%, 15% van de nacalculatie over uw vastgoed (totale gebouwniveau). VWS zal die verplichting nakomen via een subsidieregeling, zoals benoemd in artikel 11.4.2 van de Wlz. De informatie over de concretisering volgt nog. De NZa zal, mede op ons verzoek, werken aan een zo eenvoudig mogelijk administratief model om deze subsidie te verwerken.

Gemeenten. We hebben in de praktijk gesignaleerd dat gemeenten wisselend omgaan met de vergoeding voor huisvesting.  Dat wordt mogelijk veroorzaakt door de hierboven genoemde subsidie. De VNG heeft dat nader uitgewerkt in een brief op de site van de VNG. De gedachtegang in deze brief klopt. Het belang van deze brief: de VNG attendeert de gemeenten erop dat slechts een deel van de kapitaallasten wordt vergoed via de genoemde subsidieregeling. Voor het andere deel moet de NHC wel door de gemeenten worden meegenomen in het tarief. U moet er op bedacht zijn dat als de gemeente voor 2015 uitgaat van 50% van de NHC (volgens de tarieven NZa), de vergoeding volgend jaar in feite 70% moet worden, omdat de nacalculatie dan daalt naar 30%. Of de gemeente dat ook daadwerkelijk zo uitvoert, zal pas volgend jaar blijken. Gemeenten zijn in de Wmo en in de Jeugdwet in beginsel vrij om andere tarieven te hanteren, dan nu in de AWBZ gelden.

GGZ-C. Een aantal instellingen in onze sector biedt ook verblijfszorg aan cliënten met een indicatie ZZP GGZ-C (Beschermd Wonen). Deze ZZP's gaan per 2015 volledig over naar het gemeentelijk domein. Voor de huisvestingsvergoeding van deze ZZP's geldt het volgende regime: u ontvangt in 2015, 2016 en 2017 respectievelijk 50%, 30% en 15% van de oude normatieve vergoeding (kleinschalig wonen, CA-BR-1514) via de subsidieregeling. De rest moet u afspreken met uw gemeente(n).

Inventaris. Voor de normatieve inventariscomponent (NIC) neemt u de bedragen uit de beleidsregel CA-BR-1512 mee in de (afbouwende) nacalculatie. Het andere deel moet u afspreken met de gemeente (dus in essentie precies zoals bij de NHC).

We attenderen ook op een brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer over de kapitaallastenvergoeding aan de (curatieve jeugd-)GGZ. Deze brief bevat duidelijke informatie over de te volgen systematiek en VWS komt nog met een vergelijkbare informatie over de AWBZ.

We concluderen dat de richting inmiddels helder is. De VGN kan zich ook in die lijn vinden. Als we meer weten, informeren we u opnieuw. Voor vragen kunt u contact met ons opnemen: fmul@vgn.nl.  

Deze pagina is een onderdeel van