Pleidooi voor wendbaarheid in arbeidsmarktbeleid
In de toekomst moet meer ruimte worden gelaten aan werkgevers en werknemers om op brancheniveau en op regionaal niveau goede afspraken te maken. Dat schrijft Jan van Hoek in het maartnummer van van SERmagazine. ‘Uitzonderlijke situaties vragen om wendbaarheid.’
Jan van Hoek is voorzitter van de raad van bestuur van Ipse de Bruggen en vice-voorzitter van de VGN. Hij zit namens VNO-NCW in de SER. Zijn bijdrage aan SERmagazine verschijnt in de rubriek Zeepkist. Hij schrijft daarin dat mensen met een beperking in de samenleving moeten kunnen participeren. 'Dat vraagt om een andere ondersteuning dan voorheen, veel meer gericht op de behoeften van cliënten zelf en hun omgeving.'
Jongeren hard nodig
De nieuwe werkwijze vraagt volgens Van Hoek innovatie en goed geschoold personeel. 'Maar juist nu heeft de gehandicaptensector te maken met flinke kortingen en zware administratieve lasten. De kortingen hebben direct gevolgen voor de werkgelegenheid. Die daalde van 2012 tot 2014 met 8.000, een daling in fte's van 4,1 procent.'
Hij wijst erop dat relatief veel jongeren hun baan verloren. 'Terwijl we hen juist hard nodig hebben. Want na 2017 zal de behoefte aan personeel in de gehandicaptensector weer snel stijgen, onder meer doordat mensen met een beperking langer leven en het aantal mensen met een niet-aangeboren beperking toeneemt. De instroom op de opleidingen is te laag om de verwachte behoefte aan medewerkers straks op te vangen.'
Nulurencontracten
'Er is dus een uitzonderlijke situatie', aldus Van Hoek. 'We verliezen banen in een periode waarin we voor een belangrijke uitdaging staan. Wetgeving en centrale afspraken beperken de wendbaarheid die nodig is om deze periode te overbruggen. De Wet Werk en Zekerheid bijvoorbeeld beperkt de mogelijkheden om tijdelijke contracten te verlengen. En het verbod op nulurencontracten, maakt het er ook niet gemakkelijker op om jonge werknemers alvast te laten instromen. Het cao-overleg wordt steeds meer gedomineerd door reparatie van wetgeving.’