Lvb-hoogleraar uit kritiek op indicatieorganen
In het bepalen van de behoefte aan ondersteuning van kwetsbare mensen met beperkte cognitieve vaardigheden, wordt te veel waarde gehecht aan het IQ-cijfer en te weinig aan het oordeel van goed opgeleide professionals.
Dat betoogde Xavier Moonen gisteren in de oratie waarmee hij zijn leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam officieel aanvaardde. Als hoogleraar gaat hij onderzoek doen naar ‘jongeren met licht verstandelijke beperkingen en gedragsproblemen’.
Indicatie-organen
Moonen wees erop dat IQ-scores altijd een marge hebben, slechts één cijfer noemen is wetenschappelijk onjuist. Daar komt bij dat tests onderling verschillen, dat de intelligentie van jonge kinderen moeilijk is vast te stellen en dat omstandigheden ook een rol spelen. Maar zei hij: ‘Indicatieorganen willen varen op één cijfer, dus zelfs geen betrouwbaarheidsintervallen gebruiken, en zijn al helemaal niet geïnteresseerd in een professioneel oordeel.’
Echte interessse
Moonen legde uit dat er pas sprake is van licht verstandelijke beperkingen als er ook ernstige beperkingen zijn in het adaptief vermogen en als de beperkingen voor een bepaalde leeftijd optreden.
Er moet in de diagnostiek volgens hem meer aandacht zijn voor de verschillen tussen mensen met een lvb – hij onderscheidt vijf elkaar deels overlappende groepen. En de aandacht moet gericht zijn op wat iemand nodig heeft, in plaats van zijn ‘tekorten’. Wil je echt een verschil maken in zijn of haar leven, dan is ‘echte interesse in wie die ander is’ een noodzaak.