Jeugdzorginstellingen en vennootschapsbelasting
De wijzigingen in de bekostigingssystematiek per 2015 bij jeugdzorginstellingen (van subsidie naar contractbasis) hebben geleid tot onduidelijkheid over de vennootschapsbelastingpositie. Eerder dan voorheen zal er belasting verschuldigd kunnen zijn. Uit de Nieuwsbrief van Deloitte geven we met toestemming de onderstaande informatie door.
Lange tijd speelde de vennootschapsbelasting bij jeugdzorginstellingen geen of slechts een bescheiden rol. Veel instellingen waren niet belastingplichtig, omdat zij gebruik maakten van het zogenoemde subsidiebesluit. Anderen kwalificeerden weer voor toepassing van de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting. Een enkele uitzondering daargelaten, werd een eventueel positief resultaat dus niet belast met vennootschapsbelasting. Sinds januari 2015 verdient de vennootschapsbelasting bij jeugdzorginstellingen echter nadere aandacht. Een en ander heeft te maken met de gewijzigde bekostigingssystematiek (decentralisatie jeugdzorg), waarbij de verantwoordelijkheid is verschoven naar de gemeenten.
Jeugdzorginstellingen zijn in de meeste gevallen juridisch georganiseerd in een stichting. Om de fiscale positie van een stichting te bepalen, kan het wettelijk kader worden samengevat in twee vragen:
- Is er sprake van een fiscale onderneming? en zo ja,
- Is er een vrijstelling van toepassing?
Fiscale onderneming?
Om te bepalen of er sprake is van een fiscale onderneming, speelt bij stichtingen het zogenoemde winststreven een belangrijke rol. Door toepassing van het subsidiebesluit kon in het verleden worden geconcludeerd dat er van een winststreven geen sprake is, waardoor jeugdzorginstellingen niet vennootschapsbelastingplichtig zijn. Met ingang van 1 januari 2015 wordt de jeugdzorg echter in beginsel niet meer gesubsidieerd, maar vindt bekostiging plaats op contractbasis. Dit heeft tot gevolg dat het subsidiebesluit vanaf 2015 in veel gevallen niet langer toepasbaar is, waardoor eerder sprake zal zijn van een te belasten fiscale onderneming.
Vrijstelling?Als er sprake is van een fiscale onderneming en belastingheffing in principe aan de orde is, zal beoordeeld dienen te worden of de jeugdzorginstelling gebruik kan maken van de zorgvrijstelling in de vennootschapsbelasting. Deze vrijstelling kent een aantal voorwaarden. Eén van de voorwaarden is dat er sprake is van 90% of meer kwalificerende zorgactiviteiten. Tevens moet de zogenaamde winstklem op juiste wijze zijn verankerd in de statuten. Op dit moment is het onduidelijk of jeugdhulp / jeugdzorgactiviteiten kwalificeren als zorgactiviteiten in de zin van de vennootschapsbelasting. De reikwijdte van het begrip ‘genezen, verplegen of verzorgen’, speelt hierbij een belangrijke rol. Vanuit het Ministerie van Financiën is men zeer huiverig voor een ruim toepassingsbereik, omdat Nederland het risico loopt door Brussel te worden aangesproken wegens ongeoorloofde staatssteun.
Voor instellingen die ook jeugdonderwijs aanbieden vanuit dezelfde juridische entiteit, ligt een en ander nog gecompliceerder, omdat het in die situatie onmogelijk is tegelijkertijd aan de zorgvrijstelling (90% zorg) én de (nieuwe) onderwijsvrijstelling te voldoen.
Het bovenstaande heeft er toe geleid dat er overleg is geweest op ministerieel niveau. Uitkomst daarvan is dat er een verkenning gaat plaatsvinden of een nieuwe vrijstelling geïntroduceerd kan worden. Een en ander zal worden voorgelegd aan Brussel in verband met eventuele staatssteunelementen. Totdat hierover meer duidelijkheid bestaat, is met de Belastingdienst afgestemd dat geen aanslagen zullen worden opgelegd.
Ook de Tweede Kamer roert zich in dit dossier. Recent zijn er Kamervragen gesteld aan de Staatssecretarissen van VWS en Financiën om meer helderheid hierover te krijgen.
Om goed voorgesorteerd te zijn, is het belangrijk om:
- binnen uw eigen jeugdzorginstelling na te gaan wat de huidige vennootschapsbelastingpositie is;
- na te gaan of deze positie in het verleden is afgestemd met de belastingdienst;
- onder welke voorwaarden toepassing van het subsidiebesluit c.q. de zorgvrijstelling is geaccordeerd;
- de eigen activiteiten in kaart te brengen en die te toetsen aan de criteria voor de zorgvrijstelling (en/of de onderwijsvrijstelling).
Afhankelijk van de uitkomst van deze analyse kunnen de vervolgstappen worden bepaald, waarbij ook de Belastingdienst in het proces kan worden betrokken.
Het hele artikel van Deloitte treft u aan via deze link. Daar staan ook de adressen voor eventuele nadere uitleg.
Frits Mul (fmul@vgn.nl)