Historicus: ‘Nederland bejegende blinden vanuit zorgperspectief’
De Nederlandse verzorgingsstaat benaderde blinden en slechtzienden vooral als ontvangers van langdurige zorg en als afhankelijke mensen. Elders in Europa en in Amerika werden zij vaker benaderd als mensen die normaal in de samenleving functioneren. Dat schrijft historicus Paul van Trigt in 'Blind in een gidsland', de studie waarop hij vandaag promoveert aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
In het buitenland werd na de Eerste Wereldoorlog geprobeerd handicaps te compenseren via revalidatie of het toegankelijk maken van de samenleving. Nederland bleef echter tot de jaren tachtig vasthouden aan bejegening in zorgtermen, ook toen vanaf de jaren zestig steeds vaker gesproken werd over de emancipatie van gehandicapten.
Sonneheerdt
Aan de hand van de situatie aan het blindeninstituut Sonneheerdt in Ermelo (nu onderdeel van Bartiméus) laat 'disability history'-onderzoeker Van Trigt zien dat maatschappelijke organisaties en hun bestuurders een sleutelrol speelden in de manier waarop blinden en slechtzienden in Nederland bejegend werden. Door de manier waarop de staat sociale zorg organiseerde, richtten maatschappelijke organisaties zich vooral op zorgverlening aan mensen met visuele beperking. Door de toenemende welvaart en professionalisering van zorg na de Tweede Wereldoorlog ontbrak de noodzaak om ernst te maken met integratie. Dat zou pas in de jaren tachtig veranderen. Vanaf die tijd werden visueel gehandicapten steeds vaker benaderd als mensen die normaal kunnen functioneren in de samenleving.
Debat
De discussie over de bejegening van mensen met een beperking vanuit een perspectief van zorg of normaliteit is volgens Van Trigt nog steeds gaande. Met zijn studie wil hij niet alleen bijdrage leveren aan het historische, maar ook aan het actuele debat over de Nederlandse verzorgingsstaat. Markant publiceert in het eerste nummer van 2014 een interview met de onderzoeker.