Frank Bluiminck wil financiële prikkel in Participatiewet
Gemeenten hebben te weinig aandacht voor jongeren onder de 21 die weinig verdiencapaciteit hebben en geen uitkering ontvangen. Daarom zou het goed zijn als er een financiële prikkel in de Participatiewet wordt opgenomen, die ervoor zorgt dat zij de aandacht ook op hen richten. Dat schrijft VGN-directeur Frank Bluiminck op woensdag 26 oktober in een blog op Skipr.
Dat gemeenten weinig investeren in jongeren onder de 21 jaar die weinig verdiencapaciteit hebben en geen uitkering - of een hele lage – ontvangen, blijkt volgens Bluiminck uit het rapport De weg naar extra banen van de Inspectie SZW. ‘Dit levert hen ook weinig geld op’, schrijft hij. Morgen vergadert de Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport.
Resultaatfinanciering
Bluiminck hoopt dat de Kamerleden aandringen op een financiële prikkel, bijvoorbeeld in de vorm van resultaatfinanciering. ‘Dat kan ertoe leiden dat meer gemeenten zich inspannen om ook mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen.’
Sleutelrol gemeenten
Voor jongeren met een verstandelijke beperking is het, volgens Bluiminck, bijna onmogelijk om een plek op de arbeidsmarkt te veroveren. Na het voortgezet speciaal onderwijs hebben zij ondersteuning nodig bij het vinden van een baan en het houden ervan. Die ondersteuning moet al starten in de laatste twee jaar van het speciaal onderwijs en de jeugdhulp, en kan worden geregeld vanuit de Wmo en de Participatiewet. ‘Gemeenten hebben daarbij een sleutelrol, die zij soms wel oppakken, maar vaak helaas ook niet.’
Zwarte Piet
Behalve mensen met een verstandelijke beperking zelf, zou ook de samenleving in haar geheel er volgens Bluiminck baat bij hebben, als deze mensen gemakkelijker een werkplek vinden. Want hun aanwezigheid werkt vaak ontwapenend: ‘In het identiteitsdebat over onderwerpen als vluchtelingen, islam en racisme (Zwarte Piet) hebben veel mensen de behoefte om op een felle manier hun standpunten te verkondigen. Als mensen met een beperking meer deelnemen aan het dagelijks leven, zal de toon van het maatschappelijk debat ongetwijfeld milder worden.’