In de gehandicaptenzorg is vertrouwen een sleutelbegrip
Kwetsbare cliënten in onze gehandicaptenzorg zijn logischerwijs aangewezen op hun zorgverleners, die op hun beurt zelf kwetsbaar zijn als gevolg van de toegenomen complexiteit en tijdsdruk binnen de zorg. Als het onderling vertrouwen wegvalt, kunnen pijnlijke situaties ontstaan. Vertrouwen is een sleutelbegrip geworden voor het verlenen van succesvolle zorg.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij de aanvraag van ‘meerzorg’; weliswaar een heel eenvoudige term, maar ingebed in een ingewikkeld systeem. Het is onlangs zelfs zover gekomen dat familieleden van patiënten met verborgen camera’s ‘misstanden’ aan het licht brachten, die vooral misverstanden bleken te zijn. Het resultaat van dit wantrouwen: veel pijn en verdriet bij alle betrokkenen.
Voor ongeveer 13.000 mensen in ons land is dagelijks 24 uur verzorging nodig vanwege zware lichamelijke en/of geestelijk beperkingen. Het betreft intensieve begeleiding en verzorging, waaronder vaak ook gedragsregulering. Deze mensen vallen binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) onder het zwaarste ‘zorgzwaartepakket’. Voor hen is een vast budget per cliënt beschikbaar, dat voor driekwart van deze cliënten toereikend is.
Voor de overblijvende 25 procent schiet het vaste budget tekort, zij hebben dus meer zorg nodig. ‘Meerzorg’ biedt voor hen uitkomst met extra geld. Cliënten zijn vaak psychotisch en angstig, lijden aan autistische aandoeningen en hebben niet zelden te maken met drugs-, alcohol- of medicijnverslaving. Soms zijn ze agressief naar zichzelf en/of hun omgeving. Met extra geld kan de behandeling en verzorging van een cliënt worden geïntensiveerd en het gedrag gereguleerd.
Dank zij deze meerzorg kunnen zorgprofessionals hun werk slimmer organiseren en komen er ook mogelijkheden om extra expertise te verwerven. Met meerzorg kan bijvoorbeeld tijdelijk één op één zorg worden geleverd, of er komt extra begeleiding voor dagbesteding in de groep, wat meer plezier in het leven geeft. Meerzorg ontstond uit de gedachte: alles is beter dan onderdrukking van het gedrag door middel van medicatie of vastbinden, zoals we vroeger wel zagen.
Wanneer komt het vertrouwen dan in het geding? Het kan misgaan omdat de zorginstelling de meerzorg moet aanvragen op basis van de indicatiestelling van een individuele cliënt. Dat gebeurt vrijwel altijd in overleg met de familie, die gemakkelijk kan denken dat het extra geld exclusief en individueel ten goede komt aan het eigen familielid. Echter: de cliënt woont meestal in een groep met medebewoners. Behandelaars vinden het voor de cliënt vaak goed om die groep in het behandelproces te betrekken. Gedragsbeïnvloeding staat of valt met reacties op de omgeving.
Meningsverschillen hierover tussen de zorgaanbieder en de familie lopen soms uit de hand. Dan gaan op zichzelf heel begrijpelijke emoties overheersen. Het lukt dan niet meer om in redelijkheid over de verleende zorg te praten en het vertrouwen is weg. Een dieptepunt was het al genoemde heimelijk installeren van camera’s. Als zoiets gebeurt, is er alleen nog maar ruimte voor boosheid, wanhoop en verdriet. Vertrouwen is niet te koop met een overzichtje van gedeclareerde uren. Daarom mijn oproep aan cliënten en zorgverleners: zórg voor het vertrouwen, koester het.
Frank Bluiminck,
Directeur Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland