Jacques Heijkoop: 'Goed kijken'
Om het gedrag van iemand beter te begrijpen, moet je goed kijken, zegt psycholoog Jacques Heijkoop. Zijn methode wordt vaak ingezet als er zorgen zijn over een cliënt. ‘De persoon wordt er veelkleuriger door.’
‘Als er zorgen over iemand zijn, raakt de blik op die persoon vertroebeld’, zegt ontwikkelingspsycholoog Jacques Heijkoop. Onlangs publiceerde hij Ontdekkend kijken. Het is een handboek over zijn methode, die in zijn eersteling Vastgelopen beknopter aan de orde kwam. ‘Ik heb het liever over “zorgen” dan probleemgedrag, want het gaat veel verder dan gedrag. Bij de mensen die de cliënt begeleiden ontstaan angst en onderlinge conflicten. Ik probeer de vertroebelde blik weer te openen met behulp van videoanalyses. De kunst is het bewustzijn te stimuleren door heel goed te kijken: “O, op die manier doet dit kind dat!” Het mooie is: onbewust hebben ouders of begeleiders al van alles waargenomen, het moet alleen naar de oppervlakte komen.
Waarom is goed kijken zo belangrijk?
‘Begeleiders kunnen beter inspelen op de signalen van de cliënt, waardoor hij ervaart dat hij op zijn eigen manier kan meedoen. Dat sterkt het zelfvertrouwen. De cliënt gaat zich anders opstellen. Daardoor groeit ook het zelfvertrouwen van begeleiders en het wederzijds vertrouwen. De cliënt gaat zich anders opstellen. Ook het zelfvertrouwen van de begeleiders groeit daardoor, en het wederzijds vertrouwen. In Ontdekkend kijken staat de relatie tussen de cliënt en de begeleider centraal. In Engeland noemen ze dit een relationeel perspectief op zorg. Dat is nieuw, voorheen stond de stoornis centraal.’
Hoe stimuleert u – of een Heijkoop-trainer/coach – die bredere blik?
‘Ik maak opnamen van een “vrij” moment en een moment waarop de cliënt iets moet, zoals aankleden. Met degenen die belangrijk zijn in het dagelijks leven van de cliënt bekijk ik eerst het hele filmpje, daarna mag iedereen de video laten stilzetten en zeggen wat hem opvalt.’
Wat kan een video bijvoorbeeld aan het licht brengen?
‘Gisteren had ik een vervolgbijeenkomst over een jongen met meervoudige beperkingen. Hij huilde vaak en had armkokers omdat hij op zijn hand beet. Ik had voor de eerste bijeenkomst de overdracht naar de dagbesteding gefilmd. Een van de begeleiders – die hem erheen had gebracht – viel toen op dat hij haar in het dagbestedingscentrum steeds uit zijn ooghoeken bleef volgen. Zij zei: “Ik ga hem vaker de kans geven mij in het oog te houden.” Ze voelde zich gesterkt als belangrijk persoon voor hem.
Iemand anders viel op dat de jongen zijn hand op de deurknop had, en de deur een zetje leek te geven toen zij haar hand op de zijne legde. Alsof hij eerst geen kracht had, maar haar hand hem vertrouwen gaf. Zij nam zich voor hem te ondersteunen, maar ook ruimte te geven.
Na de eerste bijeenkomst gaan mensen aan de slag met de begeleidingskwaliteiten die ze voor zichzelf hebben verwoord. Tijdens een volgende bijeenkomst, met een nieuwe video, geven ze zichzelf daarop feedback. In de video die we gisteren bekeken, zag je letterlijk de armkokers van de jongen afvallen. De kokers – waar hij voorheen zelf om vroeg – hoeven steeds vaker niet aan. Zulke dingen maak ik standaard mee. Doordat iemand meer zelfvertrouwen krijgt, kan hij meer een persoon zijn.’
Uw methode is gebaseerd op de ethologie of gedragsbiologie. Hoe kwam u daarbij?
‘Als student vond ik dat in de psychologie te oppervlakkig werd geobserveerd. Je had interviews, met verslagen gebaseerd op de spreektaal. Maar in een gesprek merk je ook de toon op en de lichaamstaal. Als interactie belangrijk is, bijvoorbeeld tussen ouders en kind, moet je goed kunnen observeren. In de jaren zestig werd hechting een belangrijk onderwerp. Zo kwamen de ethologen in beeld, want niemand had ooit onderzocht hoe normale hechting verloopt. Ethologen onderzochten met camera’s de communicatie tussen chimpansees. Zij konden heel genuanceerd kijken, door beeldje voor beeldje te analyseren. Ik ben toen ook een camera gaan gebruiken voor observaties. Ik studeerde af op het interactiegedrag van mensen met een ernstige meervoudige beperking.’
Een video is één ding, hoe maak je de stap naar interpretatie?
‘Je hebt een observatieschema met negen hoofdstukken, zoals blik, handbeweging, voortbewegen, ruimtelijke posities. Daardoor ga je je realiseren welke hoofdstukken je ziet en welke je onbewust overslaat. In een bijeenkomst met zes mensen zet je al gauw 36 keer de video stil. Iedereen ziet verschillende dingen. De een zegt: “Het valt me op dat hij zijn schouders optrekt, hij lijkt wat gespannen.” Een ander: “Ik zie dat hij zijn schouders optrekt, maar zijn mondhoeken lijken ook omhoog te gaan.” Dan is de conclusie: “Wat mooi, ik kijk als ouder anders dan mijn partner. Mijn kijk is een bijzondere!”’
Het gaat dus niet om vaststellen wat er écht aan de hand is?
‘Nee, want dat zijn vaak verklaringen die mensen bedenken. Bij Ontdekkend kijken gaat het om waarnemen en betekenis geven aan de lichaamstaal: hij zoekt, hij wacht, hij is verdrietig, enzovoorts. Het is mooi dat je daarin verschilt en kunt leren van elkaar. De persoon wordt er veelkleuriger door. Als je kind druk is, zeg jij misschien: “Hou eens op met dat drukke gedrag.” Terwijl oma zegt: “Wat een enthousiast kind!”
Dat gaat in tegen de gedachte dat je allemaal dezelfde kijk op de cliënt moet hebben. In de hulpverlening worden mensen vaak hun diagnose: ze hebben autisme, zijn slechtziend, hebben moeite met prikkelverwerking. Dat domineert de blik: “Hij kijkt opzij omdat hij autisme heeft”. Terwijl hij misschien een speeltje zoekt.’
Worden diagnosen overgewaardeerd?
‘Het is natuurlijk hartstikke belangrijk te weten dat iemand bijvoorbeeld slechtziend is. Maar als je niet uitkijkt raken “wat” – de diagnose – en “wie” – de persoon – uit balans. Als iemand alleen wordt gezien als autist, blijft er niks van de persoon over. De kijk op de persoon raakt vertroebeld door de categorie. Ontdekkend kijken is ook diagnostiek, maar dan van het “wie”.’
Zou Ontdekkend kijken deel moeten uitmaken van diagnostiek?
‘Ja, begin er maar mee! Dan ga je ook ouders en families betrekken. Ik ken een observatiekliniek waar ze het verblijf van cliënten beginnen en eindigen met Ontdekkend kijken. Het gebeurt dus wel, maar het is niet standaard.’
Is de methode ook bruikbaar in de dagelijkse zorgverlening?
‘De aanleiding voor Ontdekkend kijken zijn vaak zorgen over een cliënt. Maar als begeleiders het één keer hebben gedaan, gaan ze denken: dit kunnen we ook doen voor andere cliënten. Die mevrouw die altijd in de hoek zit, over wie we het nooit hebben; zou het niet interessant zijn haar ook te leren kennen? Begeleiders vinden Ontdekkend kijken voldoening gevend en motiverend. Als je het vaker doet wordt het een manier van kijken. Als iemand in of nabij het team wordt opgeleid tot Heijkoop-videotrainer, is de methode ook goed over te dragen.’
Om het tot standaard te schoppen, is wetenschappelijke onderbouwing nodig. Is uw methode evidence based?
‘Ja, sinds kort. Ik heb vanaf 2007 ook in Engeland mensen opgeleid en daar is de methode – vertaald als Discovery Awareness – onderzocht. Onderzoekers van de Universiteit van Nottingham hebben Discovery Awareness-bijeenkomsten gefilmd en vergeleken met gewone teambesprekingen naar aanleiding van zorgen over een cliënt. Ze hebben ook beide groepen geïnterviewd over het effect van die bespreking op hun relatie met de cliënt. Discovery Awareness leidt tot een opener contact, waarbij de cliënt meer initiatief neemt. Mensen zeggen: “Het lijkt alsof we soepeler en met meer vertrouwen door het leven gaan.”
In de bijeenkomsten valt de onderzoekers op dat de Discovery Awareness-groep al snel praat vanuit de cliënt. Terwijl de andere groep vooral veel problemen bespreekt. Wat ze ook opvalt is de levendigheid die Discovery Awareness in het gezelschap brengt: “Ik werk hier al drie jaar en nu ontdek ik wie deze persoon is!” Hun conclusie is: je kunt deze methode goed inzetten bij complexere contacten en interacties.’
Is Ontdekkend kijken ook een analyse van de begeleider?
‘Vaak is er een begeleider in beeld tijdens het moment waarop de cliënt iets moet. Maar bij de analyse is heel duidelijk dat de focus moet zijn op de cliënt. De begeleider op beeld is kwetsbaar. In de professionele wereld wordt heel snel geoordeeld dat je iets goed doet of fout. Vaak, als een cliënt is vastgelopen, geldt dat ook voor het team. Ze zijn gewend te discussiëren in de zin van: wie heeft gelijk? Mijn opdracht is het gesprek zo te leiden dat iedereen elkaar respecteert. Met Ontdekkend kijken introduceer ik ook een manier van samenwerken.’
Ziet u verschillen tussen de zorgorganisaties waar u komt?
‘Ja, bijvoorbeeld in de manier waarop begeleiders praten over de teamleider. En of de manager daarboven aanwezig is bij bijeenkomsten voor Ontdekkend kijken. Soms luistert zo’n manager niet naar de teamleider. De kans is groot dat die manier van relateren zich doorzet naar de niveaus eronder. Als de raad van bestuur autoritair stuurt, is de kans op probleemgedrag groter. Dat heb ik niet onderzocht, maar dat zie ik in de praktijk.
Het komt voor dat de raad van bestuur kiest voor Ontdekkend kijken en dat iedereen mee moet: alle orthopedagogen, alle psychologen, alle begeleiders. Dan begrijp ik wel dat er weerstand ontstaat. Je kunt het beste denken in cellen: er zijn orthopedagogen en teams die het interessant vinden en dat gaat groeien. Niet vanzelf, het moet gefaciliteerd worden. Managers moeten tegen anderen zeggen: “Willen jullie niet eens bij dat team gaan kijken?”’
Is in het algemeen de situatie van mensen met ernstige problemen verbeterd in de afgelopen decennia?
‘Zeker in de intentie. Er is meer aandacht voor het individu, in elk geval op papier, en de grote zalen zijn weg. Er zijn meer kansen om het individu te zien, maar het lukt niet altijd. Mijn blik is natuurlijk vertekend, maar er zijn nog steeds veel mensen met ernstige, chronische problemen. Gevoed door een cultuur die niet open is voor ouders en begeleiders en een overdaad aan “wat”-diagnostiek.’
Is uw methode veranderd sinds u ermee begon?
‘In het begin analyseerde ik meer zelf en zette ik de band ook stil. Maar ik merkte dat als ik de afstandsbediening minder hanteerde, de anderen steeds actiever werden. Mijn opdracht is om hén uit te nodigen dingen op te merken, en om het groepsproces te herkennen en begeleiden. Ik heb regelmatig de neiging iets aan te wijzen, maar dan bijt ik op het puntje van mijn tong. Bijna altijd pakt iemand anders het op. En zo niet, dan is het ook geen ramp: het gaat om hún manier van kijken.’