Bluiminck: 'Woonplaatsbeginsel is stap in de verkeerde richting'
Frank Bluiminck vertelde in een interview met Zorgvisie van maandag 26 juni jl. over de knelpunten waar zorgaanbieders tegen aan lopen door de invoering van het woonplaatsbeginsel in de zorgcontractering Wlz 2018. Dit leidt volgens hem tot een verhoging van de administratieve lasten en dezelfde zorg leveren tegen andere tarieven. Hij pleit ervoor dat zorgkantoren achter de schermen tot een oplossing komen en onderling budgetten overhevelen.
Dat het woonplaatsbeginsel leidend wordt bij de contractering en financiering van de Wlz in 2018, hebben de zorgkantoren in hun inkoopbeleid aangegeven. Dat betekent dat de plaats waar een persoon met een beperking staat ingeschreven, bepaalt met welk zorgkantoor een contract moet worden afgesloten. ‘Het is een plan dat in eerste instantie heel logisch lijkt, maar dat in de praktijk helemaal niet is’, zegt Bluiminck. Het komt volgens de directeur vaak voor dat iemand niet staat ingeschreven in de plaats waar de organisatie zich bevindt waarin hij woont, bijvoorbeeld bij mensen met niet-aangeboren hersenletsel na een beroerte. ‘Dan heeft de zorgorganisatie een contract met het zorgkantoor in de regio waar de cliënt wel staat ingeschreven. Als het woonplaatsbeginsel leidend wordt, moeten zorgaanbieders in zulke gevallen een nieuw contract afsluiten met het zorgkantoor in de regio waar de instelling zich bevindt.’
Stap in verkeerde richting
En dat wordt een probleem, verwacht de VGN. Want als dit voor elke cliënt die niet op het adres van de instelling staat ingeschreven, moet worden gedaan, leidt dat tot een verhoging van de administratieve lasten. ‘Voor een grote instelling betekent dit dat ze nieuwe zorgcontracten moeten afsluiten met negen nieuwe zorgkantoren, waarbij ze aan allerlei nieuwe en verschillende voorwaarden moeten voldoen. Alles moet op een andere manier worden ingeregeld. Dat levert een enorme administratieve rompslomp op. De zorgkantoren hebben bovendien haast met de invoering, dus instellingen moeten in de drukke zomerperiode controleren waar alle cliënten staan ingeschreven. Ook daar gaat een hoop tijd in zitten. Tijd die ze ook aan de zorg zouden kunnen besteden. Bovendien zijn we in de gehandicaptenzorg net bezig met de vermindering van administratieve lasten, dus dit is echt een stap in een richting die we niet op willen’, zegt Bluiminck. Daar komt volgens de VGN nog bij dat het woonplaatsbeginsel er ook voor kan zorgen dat zorgaanbieders contracten moeten afsluiten met Wlz-uitvoerders die met een ander tarief werken. ‘Als er eerst een contract was met bijvoorbeeld Menzis en dat verandert nu in Zilveren Kruis, dan kan het voorkomen dat er met een ander tarief wordt gewerkt. In dat geval verandert er niks in de zorg die een aanbieder levert, maar moet het wel tegen een ander tarief worden gedaan. Zorgaanbieders krijgen dus te maken met nieuwe tarieven en nieuwe eisen.’
Andere uitvoering woonplaatsbeginsel
Eind mei riep de VGN al op tot uniforme Wlz-tarieven voor 2018. Aan die oproep is geen gehoor gegeven door de zorgkantoren. Bluiminck: ‘Dat is jammer, want als er een uniform inkoopbeleid zou zijn, zou het woonplaatsbeginsel niet zo’n groot probleem zijn als het nu is. Dan zouden er nog wel nieuwe contracten moeten worden afgesloten, maar niet zoveel.’ De directeur vraagt zich af wat zorgkantoren en –aanbieders opschieten met het woonplaatsbeginsel. ‘Ik denk dat ze het doen om de regiobudgetten te objectiveren. Maar dat kan ook op een andere manier. En als het woonplaatsbeginsel dan leidend moet worden, kunnen zorgkantoren dat ook zelf achter de schermen regelen. Zij weten ook waar de cliënten wonen en kunnen dan met elkaar overleggen. Daar hoeven instellingen niet bij betrokken te worden. Wat ons betreft lossen ze het dus zelf op, op een ander moment en een andere tijd.’
Lees hier het artikel in zorgvisie.