Naar een uitsluitingsvrije generatie
Inclusie, participatie, meedoen, het zijn veel gebruikte termen in beleidsnota’s. Ze maskeren de weerbarstige praktijk waarin uitsluiting – bedoeld en onbedoeld – aan de orde van de dag is. De positie van mensen met een beperking is sinds 2016 verslechterd. Zo komt Inclusief onderwijs nog weinig aan bod, terwijl op school de sleutel ligt voor de toekomst. Huiswerk: laten we naast het streven naar een ‘rookvrije’ generatie ook werk gaan maken van een ‘uitsluitingsvrije’ generatie.
Veel mensen hebben niet of nauwelijks contact met iemand die met een handicap leeft. Ze ervaren ongemak als het er van komt. Wel of geen hand uitsteken, hoe spreek ik iemand aan, hoe moet ik de reactie (of juist het ontbreken daarvan) interpreteren? Dat is niet vreemd. Het contact verloopt ook anders, het vraagt meer tijd om in verbinding te komen. Ik ervaar het zelf ook. Gaandeweg heb ik ontdekt dat je je vooral moet openstellen. Als je spreekt met je hart, doe je het goede. Het ongemak is niet erg en het is ook geen verwijt. Het resultaat is wel dat we eenvoudig niet gewend zijn om contact te hebben met mensen met beperkingen. We hebben dit te veel uitbesteed aan de zorg.
Kinderen kunnen deze ontwikkeling een halt toeroepen. Ze staan open in het leven en hebben een veel breder begrip van wat normaal is. Dus als ze het normaal vinden om kinderen met een beperking te zien, is dat een ervaring die ze een leven lang met zich meedragen. De speeltuinbende is hiervan een mooi voorbeeld. Zij willen ervoor zorgen dat speeltuinen in Nederland toegankelijker worden gemaakt, waardoor kinderen – met en zonder handicap – samen kunnen spelen. Ze werken met testteam van kinderen met en zonder handicap. Ook de VNG kwam met een mooi initiatief, het SamenSpeelAkkoord. Zo doe je dat...
Als ik op scholen kom waar kinderen met en zonder beperking les krijgen, valt me ook altijd op dat deze kinderen geen ongemak hebben in het contact. Ze zien vooral het kind, niet de beperking of de afwijking. In het publieke debat gaat het inclusief onderwijs vaak meteen over het bij elkaar in de klas brengen van kinderen. Dat is zeker een belangrijke discussie, maar gelet op het lerarentekort, de werkdruk en alle financieringsregels, een heel ingewikkeld debat. Het is veel makkelijker om kinderen met en zonder beperking in elkaars nabijheid naar school te laten gaan. Bijvoorbeeld in aparte klassen in hetzelfde schoolgebouw, zodat ze de aula en het schoolplein delen en ook gezamenlijke activiteiten kunnen doen. En daar waar er geen brede scholen zijn, is dit contact ook te organiseren. Een mooi initiatief in het Jeugdjournaal onlangs, sprak boekdelen…
Je kan dus samen naar school gaan, met onderwijs op het niveau dat passend is. Dit verbreedt het begrip van wat ‘normaal’ is en vergemakkelijkt het contact met een gehandicapte buurman of een nieuwe collega met een beperking. Passend onderwijs dreigt naar de achtergrond te verdwijnen, maar zo maak geef je er juist extra betekenis aan. Dit draagt bij aan een inclusieve samenleving waarin een nieuwe generatie kinderen opgroeit, die het woord ‘beperking’ totaal anders beleeft. Als dit werkelijkheid wordt, verwacht ik in de rapportage over het VN-verdrag Handicap in 2040 een trotse vermelding: er is inmiddels een hele nieuwe generatie opgestaan die wars is van uitsluiting.
Frank Bluiminck