Moeder van Naomi: ‘Zij mist mij anders’
Wilma Klaassen is moeder van een jonge vrouw met een ernstige verstandelijke beperking, epilepsie en autisme, die sinds 2016 in Nieuw Woelwijck woont. Nu zij niet bij haar op bezoek kan komen, vraagt ze zich af: mist zij mij ook?
Ik ben haar moeder, zij mijn dochter
Net als vele andere ouders zie ik mijn kind al een week of zes niet. Ik mis haar, en ze mist mij. Toch? Ik ben haar moeder, zij mijn dochter. De vraag óf ze me mist, fascineert me. En wát mis ík eigenlijk? En zij?
Verstandelijk kan ik het beredeneren, corona-virus, kwetsbaarheid, besmetting. Het gaat niet samen. Dus ik ga niet naar mijn dochter. De komende vier weken ook niet.
En zij? Nee, zij weet van niets, we missen elkaar ‘anders’.
Naomi vindt het altijd gezellig als ik bij haar ben
Ze laat altijd duidelijk merken dat ze het gezellig vindt als ik bij haar ben, nu zo’n zes weken geleden voor het laatst: ‘Wat gezellig hè? Wat leuk dat je bij me bent. En we houden van elkaar, hè? Kriebel je me nog even? Of heb je geen tijd meer?’
Haar naam is Naomi en ze is 23 jaar. Ze woont sinds 2016 in Nieuw Woelwijck, een dorpsgemeenschap van verstandelijk gehandicapte mensen, in Sappemeer. Ze kan praten, lopen, fietsen, maar niets is zoals het lijkt. Door haar ernstige verstandelijke beperking, epilepsie en autisme heeft ze baat bij een kleine gestructureerde wereld en is iets snel te veel.
Drie keer per week skypen
We skypen drie keer per week. In ons skype-of telefoongesprek komen de woorden corona en ziek niet voor. Naomi kijkt niet naar persconferenties. Een skype- of telefoongesprekje met Naomi gaat niet verder dan haar belevingswereld, zonder uitleg waarom ik niet kom. Ik stel de vragen via de ingesleten geitenpaadjes bij haar. Ik doe een beroep op haar beleving, waarbij ik die van mij aan de kant zet.
Het heeft geen nut om te vertellen over wat ik doe. ‘Ik werk in de tuin’, zeg ik, als ze vraagt wat ik doe. Ik bevestig haar opgewekte stemming. De begeleider prijst haar, net als ik tijdens het gesprekje. En ja, ze vraagt of ik weer bij haar kom. Zeker kom ik weer bij jou theedrinken, maar nu ga je gezellig theedrinken in jouw huis. Begeleider Mirjam is bij je.
‘Tot de volgende keer’
Als dit gesprekje in opgewektheid verloopt dan ben ik opgelucht, gerustgesteld. Ze zei pas nog tegen me: Ik heb hier een mooi huis, hè? Ja kind, jij woont in een prachtig huis. Zij huilt niet, geen emotionele taferelen, ook niet als we afscheid nemen. We ronden het gesprekje duidelijk en lief af, met handkusjes, met de mantra: tot de volgende keer.
Ik doe opgewekt, maar ik voel me een actrice in een ongemakkelijke film.
Ik wil haar hand weer kunnen vasthouden
Ik mis de vanzelfsprekendheid om naar haar toe te kunnen gaan. Terwijl ik bekend ben met het niet-vanzelfsprekende, het niet maakbare. De epilepsie, het onbekende van autisme en wat dit met zich mee bracht en brengt. Het zoeken naar een goed huis, binnen een gemeenschap, het uit handen geven van mijn kind dat zo afhankelijk en kwetsbaar is. Als gezin hebben we dit doorlopen. Ik heb me erbij neergelegd, maar soms ook niet.
Ik mis het om haar hand vast kunnen houden. Een muziekje, een kopje thee, het afstemmen op en het aansluiten bij haar, een praatje, en grapje, soms zonder woorden. Altijd licht en met concentratie van mijn kant.
Naomi leeft in het nu
Dit kleine, lieve, fysieke contact. Het uiting kunnen geven aan de exclusieve relatie die ik, als moeder, met haar heb, mis ik. Dit mist zij ook, maar dan anders. Naomi leeft in het nu. En zoals ze nu rustig en opgewekt blijft, zo zal ze straks als we elkaar weer kunnen zien ook blij zijn. Daar verheug ik me op. Ze zal niet vragen: ‘Waar was je al die tijd?‘
Informatie
Wilma Klaasen is auteur van het boek Naomi, wat kies ik voor haar?, dat verscheen in maart. Onlangs deed zij haar verhaal op RTLnieuws.