'Meer en mooier had niet gekund'
Pieter Hermsen verlaat de gehandicaptenzorg, na jaren ervaring in de sector. Allereerst als verwant van iemand met een beperking, maar ook als verpleegkundige, docent, schrijver en uiteindelijk bestuurder. In dit blog blikt hij hierop terug en vergelijkt hij deze sector met andere takken van de langdurige zorg. "Verschillen zijn er, maar de overeenkomsten zijn groter."
Vijf jaar plezier
In 2015 mocht ik bestuurder worden van Severinus, een prachtige organisatie in Veldhoven en omgeving, voor mensen met een verstandelijke beperking. En gedurende vijf jaar heb ik dat met heel veel plezier gedaan. Wat heb ik genoten van de bewoners, de cliënten en hun spontaniteit, de puurheid en het ontbreken van vooringenomenheid. Maar ook van de medewerkers die elke dag opnieuw in de weer waren om samen te werken aan het levensgeluk van degenen waar ze de zorg en aandacht voor hadden.
‘Meer en mooier had niet gekund’
Het werken voor en met mensen met een verstandelijke beperking is een rode draad in mijn leven. Opgroeien als oudste in een boerengezin met 8 kinderen en een bij ons inwonende oom, met een verstandelijke beperking en heftige epilepsie, heeft ongemerkt mijn keuze bepaald. Begonnen als verpleegkundige, daarna pedagogiek gestudeerd, jonge mensen in dit werkveld mogen opleiden, een veelgebruikt leerboek mogen meeschrijven en uiteindelijk ook nog bestuurder geworden. Meer en mooier had niet gekund en ik ben daar dankbaar voor. En dan toch nog zo net voor mijn 60e levensjaar de keuze gemaakt over te stappen naar een organisatie met verpleeghuizen en thuiszorg, midden in de coronatijd. Geen vanzelfsprekende zou je zeggen. En dat was het ook niet. Maar ik werkte al eerder in de Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VVT). Dus dit werkveld - ook langdurige zorg - is me niet onbekend. Dat corona er is - en nog wel een tijdje bij ons zal zijn - speelde ook mee.
Mogelijkheden zoeken tijdens een lockdown
Begin maart 2020 gingen de verpleeghuizen op slot. En niet zomaar, maar door een nationaal opgelegde verordening was bezoek aan je ouders, partner of vrienden die in een verpleeghuis verbleven, plotseling niet meer mogelijk. Ongewoon voor Nederland, maar begrijpelijk. We wisten immers nog weinig van dit virus en in korte tijd werden we geconfronteerd met volle IC’s in ziekenhuizen en veel overlijdens in verpleeghuizen. Ook in mijn organisatie, Severinus, waren er woonhuizen in tijdelijke quarantaine door coronabesmettingen. Veel verdriet bij bewoners, bij cliënten maar ook bij hun ouders. En anders dan in de ouderenzorg hadden wij niet te maken met een verordening; wij mochten en konden daarom blijven zoeken naar oplossingen die contact tussen ouders, familie en bewoners mogelijk maakten. En dat lukte door te werken met zorgkringen: het ‘extended family’ concept. We maakten het klein en zorgden ervoor dat de voor bewoners belangrijkste mensen konden blijven komen. Dagbesteding werd veelal thuis aangeboden en we wisten hoe we het veilig konden houden door ons aan de basisregels te houden.
En nu werk ik ondertussen alweer een paar weken met veel plezier als bestuurder in de VVT, bij Vivent in Den Bosch. De tweede golf van besmettingen is ondertussen een feit. We zitten er weer middenin. Gelukkig is er dit keer geen verordening, maar wel een opdracht aan ons als professionals en bestuurders: zorgen dat het contact en de relatie tussen onze bewoners en cliënten met hun geliefden niet wordt onderbroken door een bezoekverbod. En al weten we dat het de komende maanden nog veel heftiger kan worden met het virus, het lukt ons open te blijven. Met inachtneming van de algemene regels en adviezen (en beschermingsmiddelen) om het voor allen zo gezond mogelijk te houden. En de inzet van iedereen - in het bijzonder degenen die aan de basis van onze zorg staan: de verzorgenden en verpleegkundigen.
VVT en gehandicaptenzorg, wat verbindt ze?
Langdurige zorg is de verzamelnaam voor de ouderenzorg, een deel van de thuiszorg, de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en verblijfzorg in de GGZ. Een verzamelnaam die aangeeft dat er langdurige (medische, verpleegkundige of agogische) zorg nodig is. Overeenkomsten zijn er zeker tussen de sectoren, maar er zijn ook verschillen. Iemand met een verstandelijke beperking heeft veelal een leven lang ondersteuning nodig in meerdere of mindere mate. Ouderen hebben dat niet, de zorg komt meestal maar een tijdje voorbij - maanden en soms een aantal jaren - en bijna altijd na een lang zelfstandig leven waarin ze zelf een gezin hebben gesticht en een werkzaam leven achter de rug. Bij mensen met een verstandelijke beperking zijn het de ouders die ervoor zorgen dat het voor hun kind, dat afhankelijk is, zo goed mogelijk is. Terwijl het bij ouderen vaak de partner is die het met (en soms voor) hun ouders regelen, en daarna zijn het vaak de kinderen. Maar de overeenkomsten zijn groter. Andere zorgvragen, andere levensfasen, andere cliënten maar altijd een niet te vermijden afhankelijkheid. En daar ligt volgens mij de crux. Afhankelijkheid lijkt een gegeven, maar de kunst voor de hulpverleners en bestuurders is degene die (een beetje) afhankelijk is, regie over het eigen leven te helpen behouden of zo snel mogelijk terug te geven. De relaties die het belangrijkst zijn te laten voortbestaan. En tot slot: ook een mooie en zinvolle invulling van de dag te bieden en mogelijk te maken. Dit zijn de drie elementen die de kwaliteit van bestaan bepalen; voor mij is de kwaliteit van bestaan de grootste overeenkomst tussen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en ouderenzorg.
Ik wil daar de komende jaren weer heel graag mijn bijdrage aan leveren. En mocht er ooit weer een verordening komen, dan moeten we ons hier niet automatisch door laten leiden. Laten we vooral ook zelf blijven nadenken vanuit het besef dat veiligheid een hoog goed is, maar meer van ons vraagt dan het opvolgen en uitvoeren van een regel van buiten. De factoren die de kwaliteit van bestaan bepalen, dáár moeten we ons door laten leiden: regie over je eigen leven, betekenisvolle relaties en een zinvolle invullen van je tijd.