‘Belichaamde kennis is essentieel voor goede gehandicaptenzorg’

Simon van der Weele en Femmianne Bredewold hebben hun veldonderzoek, dat door de coronacrisis kwam stil te liggen, weer hervat en bloggen er weer over. Ditmaal merkt Simon dat veel kennis ligt opgeslagen in de lichamen van begeleiders in plaats van in hun hoofden. Hoe deel je die met anderen?

Iemand troosten

Meehelpen op een nieuwe groep

‘Heb jij anders misschien zin om Huan een sprookje voor te lezen?’ Begeleidster Katie kijkt me enigszins hoopvol aan. Het is een drukke ochtend bij de Weidebloem, de woning waar ik deze week meeloop met bewoner Huan. Zo druk dat Katie eigenlijk wel een helpende hand kan gebruiken. Even moet ik slikken. Het is altijd spannend om voor het eerst te helpen op een nieuwe groep. Maar ik heb al een paar dagen met Huan doorgebracht. Ik weet ongeveer hoe haar begeleiders haar benaderen. Dus schat ik in dat het wel goed moet komen. ‘Natuurlijk’, antwoord ik vrolijk. Ik hoor de onzekerheid in mijn stem.

Een sprookje voorlezen

Ik neem een krukje en zet het neer tegenover Huans rolstoel. Huan is een jonge, tengere vrouw met grote ogen en stijl zwart haar, dat in een lange vlecht bijeen is gebonden. Ze kijkt met halfopen mond naar buiten. ‘Huuuan’, fluister ik zachtjes om haar aandacht te trekken. Zo heb ik het de begeleiders ook horen doen. Langzaam draait Huan haar gezicht naar mij. Ze kijkt me uitdrukkingsloos aan. Ik glimlach naar haar. Nerveus blader ik door het boek dat Katie me in mijn handen heeft gedrukt, op zoek naar een sprookje. Ik kies voor Goudlokje

Onzekerheid: hoe pak ik het aan?

Ik begin voor te lezen. ‘Er waren eens drie beren…’ Meteen voel ik onzekerheid. Hoe pak ik dit het beste aan? Zal ik verschillende stemmen opzetten? Vindt Huan het fijn als ik de plaatjes laat zien? Al deze vragen schieten door me heen terwijl ik aan het voorlezen ben. Ik doe het maar gewoon zoals ik het de begeleiders heb zien doen, besluit ik.

Paniek als Huan begint te huilen

Huan lijkt wel aan te voelen dat ik afgeleid ben. Ze kijkt alweer naar buiten. ‘Huuuan’, probeer ik opnieuw. Weer richt ze haar ogen op mij. En dan begint ze plotseling heel hard te huilen. Ze knijpt haar ogen dicht, balt haar handen in vuisten en slaakt hartverscheurende kreten uit. Dikke tranen biggelen over haar wangen en het speeksel druipt van haar lippen. Een beetje onbeholpen probeer ik nog verder te lezen, maar Huan lijkt ontroostbaar. In paniek kijk ik om me heen. Wat zou er zijn?

Misschien schrok ze voor die onbekende voor haar neus?

In een oogwenk staat Katie lachend naast ons. Ze buigt zich over Huan heen en geeft haar een knuffel, terwijl ze haar sussende woordjes toefluistert. ‘Ach meid, heb je verdriet? Wat is er dan?’ Huan snuift nog een beetje, maar de tranen zijn in een mum van tijd weer droog. ‘Wauw, wat wordt ze weer vlug rustig met jou!’, zeg ik tegen Katie. ‘Hoe weet je dan wat er is?’ Katie haalt haar schouders op. ‘Misschien schrok ze van die onbekende voor haar neus’, grapt ze. Als Huan zo huilt, is er volgens Katie meestal niet zo veel aan de hand. Ze wil alleen graag voelen dat er iemand bij haar is die ze kent. ‘Nabijheid is belangrijk voor haar. Nabijheid en vertrouwdheid.’ 

Ik laat Huan voelen dat ik er nog ben

Nu Huan weer wat gekalmeerd is, lees ik verder. Huan kijkt me nu aandachtig aan. Ik merk dat ik me minder onzeker voel. Ik laat Huan plaatjes zien en zet zelfs stemmetjes op. Af en toe raak ik haar even aan, om te laten voelen dat ik er ben. Huan blijft nu rustig tot het einde van het verhaal. ‘En ze leefden nog lang en gelukkig.’ Opgelucht klap ik het sprookjesboek dicht.

Kennis die in je lijf zit

Later op de dag drinken Katie en ik samen koffie. Huan zit bij ons. Ik vraag Katie nog eens hoe ze wist hoe ze Huan moest kalmeren. Katie zegt dat ze het ook niet precies weet. ‘Ik ken Huan al jaren, hè. Op een gegeven moment gaat het gewoon vanzelf. Ik weet niet altijd wat er precies is, maar ik voel vaak wel aan wat ze nodig heeft.’ Niet weten, maar voelen, dus. Of liever gezegd: weten door te voelen. Katie heeft het over kennis die in je lijf zit in plaats van in je hoofd. En het duurt lang om die kennis op te bouwen - veel langer dan de paar dagen die ik met Huan heb doorgebracht.

Deel die kennis in stabiele teams

In de lichamen van begeleiders ligt dus een schat aan kennis opgeslagen over de mensen voor wie ze zorgen. Maar ik merk dat er voor die kennis vaak weinig aandacht is, zodat begeleiders er geen woorden aan leren te geven en er niets over wordt opgeschreven. Zodoende vervliegt die kennis weer zodra een begeleider van werkplek wisselt. Dat is zonde, want zulke belichaamde kennis is essentieel voor goede zorg. Daarom moeten we proberen zulke kennis deelbaar te maken. Van voelen naar weten. Bijvoorbeeld door te investeren in stabiele teams, waarin regelmatig kan worden uitgewisseld.

En soms weet je het toch niet

Plotseling begint Huan naast ons weer te kermen en te snikken. Meteen staat Katie op. Resoluut legt ze weer een arm om Huan heen. Dit keer blijft Huan echter huilen. Hardop vraagt Katie zich af wat er kan zijn. Pijn? Honger? Dorst? Soms voelt Katie het kennelijk ook gewoon niet. ‘Kon je maar in dat hoofd kijken hé’, zegt ze tegen mij. ‘Maar dat kunnen we helaas niet.'

Informatie

Femmianne Bredewold en Simon van der Weele schrijven om de beurt een blog over hun onderzoek ‘Sociale inclusie voor mensen die wonen in een beschutte leefomgeving’. In dit onderzoeksproject brengen ze in kaart wat sociale inclusie betekent voor mensen met een beperking die wonen op een instellingsterrein. Om dat te kunnen begrijpen brengen ze weken door op een instellingsterrein en volgen de mensen met een beperking die daar wonen. Ook spreken ze met verwanten, begeleiders, managers en bestuurders om beter te begrijpen wat sociale inclusie is en kan betekenen voor mensen met een verstandelijke beperking die wonen op een instellingsterrein. Ze voeren het onderzoeksproject uit samen met Evelien Tonkens, Margo Trappenburg, Frans Vosman en Yente Eekhof.

Deze pagina is een onderdeel van