VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking 'Het kan echt wel!'
Nederland ratificeert eindelijk het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. Wat betekent dat voor de gehandicaptensector? ‘De ja-maar-discussies zijn voorbij!’
Na tien jaar oponthoud is het zover: de Tweede Kamer heeft zich uitgesproken voor ratificatie van het VN-Verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. Iedere Nederlander met een beperking heeft voortaan het recht te wonen, reizen, leren, werken en recreëren samen met mensen zonder beperkingen. Het verdrag is van essentiële betekenis voor de gehandicaptenzorg. Vanaf nu is inclusie in de samenleving de wettelijke opdracht. ‘De ja-maar-discussies zijn voorbij’, zegt Wil Buntinx, adviseur op het gebied van kwaliteit van bestaan. ‘Wereldwijd wordt gekozen voor samenlevingen waaraan mensen met een beperking volwaardig deelnemen. We maken geen splitsing meer in groepen die wel of geen toegang tot de samenleving hoeven te hebben.’
Institutionalisering
Ook Hetty de With, bestuurder van zorgorganisatie De Zijlen, vindt de ondubbelzinnige keuze voor inclusie grote winst. De zorg is in Nederland nog ‘ongelooflijk geïnstitutionaliseerd’, zegt zij. ‘Het VN-verdrag maakt het mogelijk toegang tot de samenleving af te dwingen, daar waar het te langzaam gaat of niet van de grond komt.’
De With is bestuurslid van de Coalitie voor Inclusie, die zich inzet voor verwezenlijking van het VN-verdrag. Cliënten van De Zijlen geven judoles, spelen gemengd dubbel bij de tennisvereniging, lezen voor in het verpleeghuis, werken bij een drukkerij of een school, enzovoorts. ‘Het is voor iedereen belangrijk dat je gewone mensen tegenkomt, die jou waarderen’, stelt De With. ‘Iemand met een ernstige beperking zal er zelf nooit om vragen, maar ik moet de persoon nog tegenkomen die zegt: “Ik wil het dorp niet in”, of: “Ik wil niet werken.” Laatst nog merkten ouders op dat hun zoon, die niet kan praten, rechter op loopt sinds hij op een school werkt.’
In gesprek gaan
Eigenlijk komt het ‘leidmotief’ van het VN-verdrag overeen met dat van de gehandicaptenzorg, bespiegelt directeur-generaal Kees van der Burg van het ministerie van VWS. ‘De essentie van het verdrag is deelname aan de samenleving op voet van gelijkheid. Die deelname bepaalt ook in hoge mate de kwaliteit van leven, een kernthema in de langdurige zorg.’
De eerste taak in uitvoering van het verdrag delen zorgaanbieders met elke willekeurige organisatie, zegt hij. ‘Iedereen, van supermarkt tot instelling, moet aan de gang met actieve en geleidelijke implementatie. Dat betekent in gesprek gaan met mensen met een beperking hoe jij deelname aan de samenleving kunt bewerkstelligen. En kritisch kijken: hoe toegankelijk zijn onze eigen website en gebouwen? Kunnen cliënten meebeslissen?’
Verbindingen
Instellingen hebben daarnaast ervaring met het leggen van verbindingen tussen cliënten en de maatschappij, zegt Van der Burg. Hij roept ze op daarmee ook anderen te ondersteunen. Zorgorganisaties kunnen een ‘bondgenoot van de inclusieve samenleving’ zijn, zegt ook PvdA’er Otwin van Dijk, voorvechter van het VN-verdrag in de Tweede Kamer. ‘Aanbieders zullen cliënten moeten helpen naar buiten te treden, maar kunnen ook een brugfunctie hebben naar de samenleving. Je kunt contact zoeken met gemeenten, werkgevers, winkeliers. Bij hen is zelden sprake van onwil, wel van gebrek aan kennis hoe je de toegankelijkheid verbetert of mensen met een beperking kunt bejegenen. Ik zou het wel mooi vinden als zorgaanbieders voor zichzelf een statement maken: wat kan ík bijdragen in mijn directe omgeving?’
Technologie
De Wet maatschappelijke ondersteuning heeft al geleid tot meer uitwisseling met de omgeving, ziet Odion-bestuurder Henk Steen. Odion voert de regie over drie wijkteams in Zaanstad, samen met het Leger des Heils en de RIBW. ‘Wij delen daar via leerlijnen onze kennis en kunde met al die mensen in de wijkteams.’ Bovendien komt het gesprek met de gemeenten op gang: ‘Het gaat nu nog veel over weerbarstige processen, maar ik merk dat we elkaar steeds meer verstaan.’
Het overleg met gemeenten biedt de kans meer inzicht te geven in de positie van mensen met een beperking, stelt Siza-bestuurder Julianne Meijers. Siza heeft dankzij Het Dorp een sterke traditie in oplossingen voor mensen met lichamelijke handicaps. Naast toegankelijkheid is zelfredzaamheid voor hen een belangrijk punt, zegt Meijers. ‘Technologie kan daarin veel betekenen. Bijvoorbeeld de bediening van allerlei functies in huis via de iPad, of een badkamer die mogelijk maakt dat mensen zonder hulp douchen. Bij gemeenten staat huiver voor de kosten soms het langetermijndenken in de weg. Ik hoop dat zij nu te rade gaan bij organisaties in de gehandicaptenzorg om dit soort afwegingen opnieuw te maken.’
Gewetensonderzoek
De samenleving bewust maken en bijstaan zijn dus belangrijke opdrachten voor zorgorganisaties. Maar ze moeten vooral ook kritisch naar zichzelf kijken, benadrukt adviseur Buntinx. Er valt in de sector nog veel te verbeteren. ‘Ik zou zeggen: de eerste taak voor voorzieningen is kijken of hun eigen ondersteuning “VN-verdrag-proof” is. Elke instelling zal voor zichzelf een gewetensonderzoek moeten doen. Maken wij mogelijk dat elke cliënt toegang tot de samenleving heeft en niet gesegregeerd is? Wat belemmert dat eventueel, in ons gebouw, onze medewerkers, onze locaties, onze werkwijze?’
Veel aanbieders denken dat de ondersteuningsplannen van cliënten garant staan voor een individuele aanpak. Daar is veel op af te dingen, aldus Buntinx. ‘Organisaties stoppen veel tijd in ICT om ondersteuningsplannen te standaardiseren, terwijl een individuele benadering zou betekenen dat het ene plan er anders uitziet dan het andere. Wat de organisatie niet kan bieden, komt niet eens in het ondersteuningsplan.’
Langs de lat
Het gewetensonderzoek dat Buntinx propageert, is bij Prisma in volle gang. Deze organisatie heeft in december 2015 zelf het VN-verdrag geratificeerd, samen met haar cliënten. ‘Volgens cliënten zit het grootste belang van het verdrag in bewustwording en erkenning van gelijkwaardigheid. Wij dachten: daarvoor kunnen we net zo goed samen het verdrag ratificeren’, vertelt bestuurder Jac de Bruijn. Met hulp van het lectoraat inclusie van Hogeschool Zuyd legt Prisma zichzelf nu langs de lat van het VN-verdrag. ‘We kijken met externe en interne stakeholders welke stappen we kunnen zetten, van het persoonlijk ondersteuningsplan tot en met visie en beleid.’
Voor gelijkwaardigheid is het volgens De Bruijn nodig cliënten ‘in positie te brengen’. Ze moeten kunnen bijdragen aan de visie van de organisatie, het beleid, de keuze voor medewerkers en ondersteuningsvormen. De bestuurder krijgt soms de vraag of cliënten daar wel op zitten te wachten. ‘Mijn ervaring is dat ze best willen meedenken. Mensen met een lichte verstandelijke beperking zeggen zelfs: “De mensen die niet kunnen praten, moeten ook worden gehoord!”’
Prisma focust voorlopig op de eigen invloedssfeer. ‘Gemeenten zijn op dit moment met heel andere dingen bezig. Wij hebben gezegd: laten we bij onszelf beginnen, met onze cliënten. En wie weet kan dat een voorbeeld zijn.’
Organisatielogica
Werken aan inclusie vraagt alertheid, is de ervaring van De With. Redeneren vanuit organisatielogica ligt steeds op de loer. ‘Je bent soms geneigd te denken: het komt toch beter uit om het zó te doen. Zo opperde laatst iemand bij De Zijlen om extra woningen te bouwen bij een voorziening, die daardoor vijftig bewoners zou krijgen. De reden was dat wij daar nog grond hadden. Maar als je cliënten vraagt: “Waar wil jíj wonen?”, is het niet per se daar.’
De bestuurder ziet nog veel organisaties die op de oude voet doorgaan, of zelfs een terugtrekkende beweging maken: ze concentreren hun dagbesteding en woonvoorzieningen, in reactie op de financiële onzekerheid door de Wmo. De With hoopt dat het VN-verdrag deze aanbieders alsnog aan het denken zet over inclusie. Want: ‘Het kan echt wel! Er zijn genoeg voorbeelden. Ook iemand met een ernstige beperking kan heel goed op een school koffie verzorgen, als er een vertrouwde begeleider is.’
Werkgeversrol
Cordaan heeft voor vierhonderd cliënten afspraken gemaakt met werkgevers, vertelt bestuurder Henk Kouwenhoven; van grote bedrijven als IKEA tot de bakker om de hoek. Het VN-verdrag zet de zorgaanbieder ertoe aan zelf ook meer cliënten in dienst te nemen. ‘Cordaan is ook een grote werkgever. We hebben kantines, recepties, tuinonderhoud... Daar moeten cliënten aan het werk!’
Dit is ook een onderwerp voor de brancheorganisatie, stelt Kouwenhoven, tevens bestuurslid van de VGN. ‘Ik vind het belangrijk dat de VGN het verdrag serieus oppakt. Daarvoor gaan we allereerst in gesprek met cliëntenorganisaties en de Coalitie voor Inclusie. Het tweede wat we moeten doen is lidorganisaties activeren om hun begeleidingspraktijk vorm te geven richting inclusie, en hen aanspreken op hun werkgeversrol. Een flink aantal organisaties is hier al ver mee. Met hen kunnen we goede voorbeelden verspreiden, zodat deze gemeengoed worden.’
Scholing
Natuurlijk gaat participatie niet vanzelf, zegt Buntinx. De werkgelegenheid voor laaggeschoolden daalt en er zijn cliënten met forse beperkingen. ‘Het vergt heel veel creativiteit en innovatie om aan elke cliënt recht te doen. Maar dat is nou net de opdracht die het VN-verdrag ons geeft.’
Niet alle begeleiders zijn daartoe zomaar in staat. Sommige neigen nog naar ‘bestwil-denken’, vooral bij mensen met ernstige beperkingen, merkt De With. Bij De Zijlen krijgt iedereen – inclusief het bestuur – daarom scholing, onder meer in vernieuwing. Daarnaast gaan medewerkers bij elkaar kijken en nemen ze deel aan auditteams en werkgroepen. ‘Het uitwisselen van opvattingen werkt ongelooflijk goed om mensen mee te laten denken.’
Ondernemers
Waarmaken van het VN-verdrag vergt daarnaast betrokkenheid van andere disciplines, stelt Buntinx. Bijvoorbeeld juristen, die de rechtspositie van cliënten op het netvlies hebben. ‘Als een vereniging obstakels blijft opwerpen voor je cliënt, kun je je vraag ook anders gaan formuleren, onder verwijzing naar artikel X van het VN-verdrag. In de discussie met de samenleving is het goed de kring uit te breiden.’ Zo kunnen economen en ethici volgens hem meerwaarde hebben om tot nieuwe financiële oplossingen te komen en de ethische implicaties van het verdrag te doordenken.
Steen ziet een rol weggelegd voor ondernemers. Zij kunnen maatschappelijke initiatieven vanuit de zorg, zoals restaurants, verder brengen. De Bruijn wil binnen Prisma ervaringsdeskundigheid gaan ontwikkelen.
Enthousiast
Eén ding is zeker: de totstandbrenging van een inclusieve samenleving vergt een lange adem. Volharden is het devies, denkt VWS-directeur-generaal Van der Burg. ‘Je verandert gedrag niet heel snel. Men zal vasthoudend enthousiast moeten zijn.’
Steen roept zijn collega’s op ‘niet in een defensieve rol te gaan zitten en vooral problemen te benoemen, maar te kijken hoe we onze kennis en kunde op andere manieren kunnen aanwenden voor de samenleving’. Naarmate de maatschappij meer ingericht raakt op mensen met een beperking, kan de gehandicaptenzorg zich volgens hem verder terugtrekken. Steen: ‘Ik denk dat er altijd mensen met een beperking een beroep op ons zullen doen, maar inclusie kan zeker gevolgen hebben voor onze verschijningsvorm. Zorgorganisaties zijn maar een middel, niet het doel.’
De werking van het VN-verdrag
De Tweede Kamer heeft zich in januari 2016 uitgesproken voor ratificatie van het VN-verdrag. De Eerste Kamer moet dit nog doen. Na ratificatie moeten alle gebouwen en voorzieningen geleidelijk toegankelijk worden voor mensen met een beperking. Gemeenten zijn verplicht inclusiebeleid te voeren, al dan niet op basis van een lokale agenda.
Ratificatie betekent ook internationaal toezicht door een VN-comité. De overheid en maatschappelijke organisaties rapporteren om de paar jaar hoe Nederland het verdrag uitvoert. Het comité doet dan aanbevelingen. Een apart protocol van het verdrag geeft individuen het recht te klagen bij het VN-comité, maar de Nederlandse regering neemt nog geen initiatief om dit onderdeel te ratificeren.