Technologie: ‘We bemiddelen, zodat beleid en praktijk goed op elkaar aansluiten’
Technologie lijkt een prachtige manier om cliënten beter te ondersteunen, werkdruk te verlagen en de arbeidsmarktproblemen aan te pakken. Tegelijkertijd blijkt het in de praktijk een uitdaging om de inzet ervan echt een stap verder te brengen. De VGN heeft hier op verschillende manieren aan gewerkt. Mét succes. Ernst Klunder en Arend Vreugdenhil vertellen erover.
Klunder: ‘Technologische ontwikkeling gaat niet altijd gemakkelijk. Dat hangt samen met onderwerpen als privacy, cultuur en taal. Elke sector en elke instantie heeft zijn eigen verantwoordelijkheden en eigen begrippenkader. De kunst is om al die belangen en factoren met elkaar in evenwicht te brengen, om als organisaties te kijken naar wat we gemeen hebben, én om aan concrete oplossingen te werken. Daar zijn we het afgelopen jaar mee aan de slag geweest.’
Elkaar ter plekke helpen
Vreugdenhil: ‘We hebben bijvoorbeeld netwerkdagen voor IT-adviseurs in het leven geroepen. Tijdens deze dagen leren IT-adviseurs van verschillende organisaties elkaar kennen, delen wij vanuit de VGN onze ambities en aanpak, en gaan we met elkaar in gesprek over uitdagingen en oplossingen. Afgelopen jaar hebben we de eerste dag gehouden, en het was een succes. Het was goed om te zien wie er betrokken zijn vanuit de leden, en vooral wat de vraagstukken zijn waar zij mee zitten. We merkten dat dit vaak heel praktische zaken zijn. Hoe je je organisatie kunt aansluiten op een landelijk schakelpunt bijvoorbeeld en hoe je het beste kunt omgaan met beveiligde mail. IT-adviseurs konden elkaar ter plekke helpen, en ervoeren een grote meerwaarde. Dat blijkt ook wel uit de animo voor het vervolg. Op deze dag waren vijftig adviseurs aanwezig, voor komend jaar hebben zich al tachtig adviseurs ingeschreven.’
Heldere, zinvolle informatie
Klunder: ‘Daarnaast hebben we ons ingezet voor een goede set van basisgegevens voor de langdurige zorg. Deze set gebruiken verschillende partijen om dezelfde en vooral juiste informatie over een cliënt te hebben. Bijvoorbeeld persoonsgegevens, diagnose, zelfstandigheid en labwaarden. Als VGN zagen we dat een aantal elementen die belangrijk zijn voor de gehandicaptenzorg, ontbrak. Een voorbeeld is begeleidingsstijl. We zijn een traject gestart om die informatie erin te krijgen. Dat is gelukt. Nu ligt er een set die past bij de gehandicaptenzorg en die ook zinnig is om mee aan de slag te gaan.’
Vreugdenhil: ‘Op hetzelfde vlak ligt het ontsluiten van bedrijfsvoeringsgegevens, zoals in- en uitstroom van medewerkers en financiële gegevens. Partijen als NZA, gemeenten en verzekeraars hebben die gegevens nodig, maar hanteren elk een net iets andere definitie en ze hanteren allemaal een andere cyclus, dat maakt het aanleveren ervan arbeidsintensief. Het afgelopen jaar zijn we samen met het Zorginstituut een verkenning gestart naar manieren om dat eenvoudiger te maken. Dat hangt weer samen met vragen als: om welke informatie gaat het precies, wie heeft wat nodig, en wie mag waar inzage in hebben? Het komende jaar werken we dit verder uit.’
Als er een nieuwe cliënt in de gehandicaptenzorg komt, gaan er allerlei partijen aan de slag: de indicatiesteller, het zorgkantoor, het CAK en natuurlijk de zorgaanbieder. Klunder: ‘Zij wisselen over dat proces onderling berichten uit. En dat gaat nu volgordelijk. Dus eerst de indicatie, dan dat er plek is en een vergoeding is. Die volgordelijkheid kost veel tijd, en als het ergens stokt, ligt alles stil. Veel handiger zou het zijn om de registratie eenduidig en meteen vanaf de bron toegankelijk te maken, zodat er een centrale plek is, waar je alles kunt vinden. Dat wordt gedaan met het i-Wlz netwerkmodel, en ook daar zijn we bij betrokken.’
Tweerichtingsverkeer, één taal
Vreugdenhil: ‘Onze betrokkenheid is altijd tweerichtingsverkeer. We delen informatie uit expertgroepen en adviescommissies met onze leden, en halen vervolgens ook weer informatie op: als we het zus of zo willen doen, wat betekent dat dan voor jouw organisatie, en is dat voor jou uitvoerbaar? We zijn steeds aan het bemiddelen zodat beleid en praktijk zo goed mogelijk op elkaar aansluiten. Dat deden we bijvoorbeeld ook bij het Integraal Zorgakkoord, bij de Toekomstagenda en bij het bestuurlijk akkoord met Zorgverzekeraars Nederland.’
Klunder: ‘Uiteindelijk is het essentieel dat we met zijn allen dezelfde begrippen en dezelfde gegevenssets gaan gebruiken. Daarom ijveren we ervoor dat die wettelijk vastgelegd worden. Op die manier is er helderheid over wat we bijvoorbeeld als organisaties voor gehandicaptenzorg en ziekenhuizen aan elkaar versturen en hoe we dat doen. En hangt het succes niet meer alleen af van goede bedoelingen.’
Voortdurend keuzes maken
Vreugdenhil: ‘Technologie is een groot en breed onderwerp. Het gaat van het opschalen van een innovatie die werkt voor enkele cliënten, tot het zorgen dat we met zijn allen op een veilige manier met ICT omgaan. En het gaat natuurlijk om onze cliënten zelf, en hun verwanten. Ook mensen met een beperking moeten mee kunnen blijven doen in een wereld die steeds verder digitaliseert. Zonder DigiD ben je nergens meer, maar veel van onze cliënten hebben geen smartphone. Daarom vragen we voortdurend aandacht voor toepassingen die ook door onze cliënten gebruikt kunnen worden.’
Klunder: ‘Het betekent continu keuzes maken. En omdat ontwikkelingen veel tijd kosten, merken we ook dat de prioriteit verschuift, terwijl we ergens mee bezig zijn. Zo begonnen we met technologie als oplossing voor het arbeidsmarktvraagstuk, en werden we ingehaald door de coronapandemie en de informatievoorziening die daarbij komt kijken. We ervoeren hoe belangrijk het is dat je die laatste technisch en inhoudelijk op orde hebt. Zodat je weet hoeveel zieke cliënten er zijn, hoe een ziekte zich ontwikkelt, welke risico’s er zijn en welke interventies helpen. Samen met de academische werkplaats Sterker op eigen benen van het Radboud UMC en met de landelijke vereniging voor artsen verstandelijk gehandicapten hebben we gewerkt aan een systeem voor die registratie. Zo zorgen we voor de best mogelijke zorg, ook als er infectieziekten zijn.’
Vreugdenhil: ‘Voor alles geldt dat we een landelijke meerjarenstrategie nodig hebben om ons werk goed te kunnen richten. Natuurlijk weten we wat we als gehandicaptenzorg willen, dat hebben we vastgelegd in onze Visie 2023. Om ons werk goed te kunnen richten, is het ook belangrijk dat de landelijke ambities in de zorg helder zijn. Daar is het afgelopen jaar hard aan gewerkt, wij waren daar ook bij betrokken. Begin 2023 ligt de strategie bij de minister.’
Meer lezen
Dit artikel is een onderdeel van het jaarverslag van de VGN over het jaar 2022.