Reactie op Chiel Egberts
In Markant #2 van april 2018 vertelt Chiel Egberts dat de zorg lang gericht was op autonomie en zo aangeleerde autonomie in de hand werkte. Daar reageer ik graag op. Ik denk dat in veel gevallen bij lvb-jongeren wordt vergeten dat het onze bedoeling is om te helpen waar nodig, en loslaten waar het kan.
Jongeren in De Schar wordt in hoge mate geleerd keuzes te maken. Als begeleider lopen wij niet in de weg wanneer deze keuzes worden gemaakt, tenzij de veiligheid of gezondheid in gevaar is. Zelfs dan moeten we de balans vinden en kijken hoe we de situatie aanpakken. Wanneer er ruzie is tussen jongeren, grijpen we dan in, of kijken we hoe het loopt als we dat niet doen?
Met onze zorg maken we jongeren soms afhankelijk van onze zorg. Dit geldt ook voor ouders. Zij zien niet altijd de stappen die jongeren maken op een woongroep. Zo kunnen ouders bijvoorbeeld hun kind in een kamer vol troep aantreffen en ons verzoeken hier wat meer regie op te voeren. Dat moeten we niet zomaar doen. Dat kan voor ons als begeleider ook lastig zijn, want wij delen de mening dat de kamer niet netjes opgeruimd is. Toch zullen we niet direct overgaan tot het corrigeren van de jongere. Het leermoment komt namelijk eigenlijk pas wanneer er een vriendinnetje voor het eerst over de vloer komt en zegt: ‘Wat een troep’. Troep hoort bij pubers, rare dingen proberen ook. Ze hebben de leeftijd om te leren. Wij kunnen met ouders bespreken dat sommige dingen misschien niet helemaal goed gaan, maar dat dit heel normaal pubergedrag is net als bij andere pubers.
Ik ben het eens met Chiel Egberts wanneer hij zegt dat we ouders niet moeten vertellen hun kind los te laten. We leggen ouders ook niet op hoe zij iets móeten doen. Dan begeef je je op glad ijs. Het is hun kind. Ook hebben ouders een andere rol dan wij. Zij zijn er voor altijd, wij niet. Zoals Chiel Egberts aangeeft, wij zijn als belegeider ‘passanten’.
We proberen vooral in gesprek te blijven met ouders en te bespreken wat we doen en waarom, maar soms doen we dat vanuit strategisch oogpunt juist niet. Een jongere wil bijvoorbeeld voor het eerst naar de kroeg, wij schatten in of dit lukt en besluiten vervolgens - als het ons verantwoord lijk - om dit toe te laten. We kunnen ouders dan achteraf op hun gemak stellen. Als je alles eindeloos blijft doorschuiven naar het volgende overleg in de driehoek gebeurt er niks en raken jongeren gefrustreerd.
Als begeleiders maken wij de jongeren het meest intensief mee en hebben daarom het meeste zicht op de vooruitgang in hun ontwikkeling. Daarom kunnen wij beter inschatten welke risico’s wel en niet acceptabel zijn. Onze visie is dat wanneer risico’s voor verstandelijk beperkte jongeren zoveel mogelijk worden beperkt vanuit de zorgverantwoordelijkheid, de jongere wordt belemmerd in zijn ontwikkeling. Soms betekent dit dat je als begeleider moet loslaten en een risico moet durven nemen, want het gaat natuurlijk niet altijd goed.
Maar ook dat is leerzaam, zowel voor de jongere als voor ons. We werken vanuit de driehoek: cliënt, ouder en professional. Het zou mooi zijn als het ons lukt zo’n vertrouwensband met de ouders op te bouwen, dat ze samen met ons wat meer durven los te laten. Dat kost tijd, soms hebben we nog steeds een afstandelijke band met ouders van cliënten. Je vraagt je vaak af of ouders wel zitten te wachten op contact met jou, of dat ze liever alleen zijn met hun kind. Op zo’n moment even de was gaan doen is dan verleidelijk. Het is belangrijk om toch in gesprek te blijven, ook al is dat soms spannend.
Wietse Smit is senior persoonlijk begeleider en coach bij behandelcentrum De Schar, onderdeel van Prinsenstichting en werkt op een behandelgroep waar jongeren met een licht verstandelijk beperking wonen.