Marloes Heutmekers: ‘Zorgorganisaties en huisartsen moeten beter samenwerken’

De gehandicaptenzorg en huisartsen moeten beter met elkaar samenwerken om de eerstelijns zorg ’s avonds, ’s nachts en in de weekenden te verbeteren. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Marloes Heutmekers. 5 vragen aan de promovenda.

Promovenda

1. Waarom dit onderwerp?

‘We wisten vooraf niets over de eerstelijnszorg voor mensen met een verstandelijke beperking in de avond, nacht en weekenden. Vanuit de praktijk van zorgorganisaties en vanuit huisartsen, aan wie we bij het Radboudumc onderwijs geven, kregen we de indruk dat het niet goed geregeld was. Terwijl het om kwetsbare zorg gaat. Ziekte en sterfte komen bij mensen met een verstandelijke beperking meer voor dan gemiddeld en zij kunnen niet goed vertellen wat hun klacht is. Daarnaast is deze zorg kwetsbaar omdat je er als huisarts behoorlijk alleen voor staat. Vaak is er ’s avonds alleen een begeleider die de persoon niet goed kent en de eigen dokter is niet aanwezig. Het doel van mijn onderzoek was de zorg in de avond, nacht en weekenden in kaart te brengen, met als achterliggend doel te zien waar het beter kan.’

2. Wat is uw conclusie?

‘De organisatorische context van deze zorg (hoe het is geregeld) is weinig inzichtelijk. En de toegankelijkheid en kwaliteit zijn onduidelijk. Er zijn geen normen voor de eerstelijnszorg aan mensen met een verstandelijke beperking tijdens de avond, nacht en weekenden. Als je niet weet wat kwaliteit is, kun je die ook niet beoordelen.

Ik heb drie facetten in kaart gebracht:  hoe in de avond, nacht en weekenden de zorg is geregeld; met welke klachten mensen met een verstandelijke beperking komen; en wat zorgverleners ervan vinden. Die drie facetten blijken samen te hangen, maar de organisatorisch context is het meest bepalend. Zorgorganisaties weten niet goed wat een huisarts nodig heeft. Huisartsen weten omgekeerd niet goed met wie ze bij de zorgorganisatie te maken hebben: is dit een verpleegkundige of een begeleider? Hoe goed kent deze persoon de cliënt?
Begeleiders twijfelen vaak of ze de huisartsenpost moeten bellen en kunnen niet altijd duidelijk vertellen wat er aan de hand is. Ze hebben geen medische achtergrond. Bovendien werken in de avond, nacht en weekenden veel uitzendkrachten. Voor de triagist op de huisartsenpost is het dan moeilijk in te schatten hoe betrouwbaar hun oordeel is.

Sommige zorgorganisaties hebben een verpleegkundige voorwacht. Die gaat kijken als er iets gebeurt met een cliënt en kan veel meer medische informatie verzamelen dan begeleiders. En er zijn zorgorganisaties waar een AVG bereikbaar is. Maar het verschilt per organisatie.

Huisartsen krijgen hierdoor meestal weinig informatie vooraf. Ze kunnen wel lichamelijk onderzoek doen, maar het is niet altijd duidelijk of iemand bijvoorbeeld pijn heeft. Dan staan ze voor moeilijke beslissingen. Ze zijn getraind om samen met patiënten beslissingen te nemen en dat missen ze in deze zorg.’

3. Wat betekent dit voor de praktijk?

‘Zorgverleners moeten zich bewust worden van de kwetsbaarheid van deze zorg. Zorgorganisaties en huisartsen moeten samen afspraken maken, per regio of wellicht per stad, voor hechte samenwerking. Concreet denk ik aan een overleg iedere drie maanden tussen AVG’s en verpleegkundigen, huisartsen en triagisten van huisartsenposten, en wellicht beleidsmakers van de zorgorganisatie. Zij kunnen dan bespreken waar ze tegenaan zijn gelopen, wat er goed gaat, misschien een casus doornemen.

Iets anders is de achterwachtfunctie van AVG’s. Zij pakken niet overal hun rol in de avond, nacht en weekenden. Soms is hun bereikbaarheid wel geregeld, maar maakt de huisarts er geen gebruik van. Daarom is het zo belangrijk dat ze met elkaar casussen gaan bespreken, dan leren ze gaandeweg wat ze aan elkaar hebben.

Ik doe ook aanbevelingen aan de politiek en beroepsverenigingen. Beroepsverenigingen kunnen de gesprekken tussen zorgorganisaties en huisartsen monitoren en een lijstje opstellen met belangrijke bespreekpunten. Daarvoor kunnen ze ons onderzoek raadplegen. De politiek moet kwaliteitskaders voor deze zorg op de agenda zetten. Daarin moet bijvoorbeeld staan dat de arts snel bij de patiënt kan zijn. Huisartsenposten hebben een maximale aanrijtijd van een kwartier, maar die is er niet voor mensen met een verstandelijke beperking die in een instelling wonen. Waar ik werk, bij Daelzicht, verleent de AVG de zorg buiten kantooruren en mijn aanrijtijd is langer dan een half uur. Soms moeten mensen best lang wachten.

Belangrijk is ook dat de huisarts toegang moet hebben tot het dossier van overdag. Dat is nu vaak niet voorhanden. Ik vind dat erbarmelijk. Dat dit soort dingen mogelijk is, komt doordat er nog nooit iemand heeft gekeken naar deze zorg. Bijna 11 procent van onze zorguitgaven gaat naar deze populatie, maar niemand heeft zich ooit afgevraagd of de zorg buiten kantooruren een beetje efficiënt is geregeld en of de kwaliteit oké is.’

4. Hoe was het om dit onderzoek te doen?

‘Heel uitdagend, ook vanwege het onderzoeksveld. Mensen met een verstandelijke beperking zijn niet altijd bekend als zodanig. De helft woont niet bij een zorgorganisatie. Het is dan de vraag of bekend is dat iemand een verstandelijke beperking hebben en zo ja, of dat in het dossier staat.

Ik heb het tegelijk gedaan met mijn specialisatie tot AVG en ik denk dat die verdieping een meerwaarde heeft. AVG is als specialisme erkend in 2000 en heeft zich sindsdien ontwikkeld van basiszorg in instellingen tot tweedelijnszorg: expertise in epilepsie, gedragsproblemen en dergelijke. We hebben meer behandelingen, maar die zijn niet allemaal wetenschappelijk onderbouwd. Ik vind het interessant om dingen te onderbouwen, daarom ben ik promotieonderzoek gaan doen. Het helpt me ook een betere dokter te zijn.’

5. Wat gaat u nu doen?          

‘Vanaf januari werk ik 2,5 dag per week bij Daelzicht als AVG en 1,5 dag bij het Radboudumc. Daar ga ik één dag onderzoek doen en een halve dag onderwijs geven. Ik hoop een beurs te vinden om te onderzoeken hoe de zorg in avond, nacht en weekenden valt te verbeteren. Ik denk dat AVG’s met hun praktijkkennis heel belangrijk zijn voor het onderzoek naar mensen met een beperking.’

De promotie en congres over de nachtzorg vinden op 17 januari plaats aan het Radboudumc. 

Foto Hans Tak

Gaat u ook promoveren op een onderwerp dat te maken heeft met gehandicaptenzorg? Of kent u iemand die dit gaat doen? Laat het ons weten: jkoning@vgn.nl.

Lees hier alle interviews met promovendi.

 

 

 

 

 

Deze pagina is een onderdeel van