Minister Conny Helder: ‘Ik heb veel geleerd van de gehandicaptenzorg’
Ze leest veel, houdt van organiseren en innovatie, en let graag op wat er om haar heen gebeurt. Ze begon als mavoleerling en werd minister voor Langdurige Zorg en Sport. ‘Ik moest de kneepjes even in mijn vingers krijgen.’ In een interview voor Markant vertelt Conny Helder over wat haar heeft gedreven om minister te worden.
Begin van haar loopbaan in de zorg
‘Hier hoor ik thuis, merkte ik op mijn eerste stagedag in het ziekenhuis’, vertelt minister Conny Helder over het begin van haar loopbaan in de zorg. ‘Nadat ik twee keer was uitgeloot voor geneeskunde, begon ik een opleiding tot operatieassistent. Ik werd gegrepen door de nabijheid: hoe je hele belangrijke momenten in het leven van mensen met hen kunt delen. Hoe je van betekenis kunt zijn, door een luisterend oor te bieden of op details te letten. En ook door alles goed te organiseren. Ik had ook oog voor hoe mensen samenwerken. Ik had altijd ideeën over hoe je kennis kunt overdragen, of een proces kunt innoveren. Dat zat in het beestje, daardoor belandde ik al heel snel in een leidinggevende rol.’
Was dat voor uzelf ook een verrassing?
‘Ik begreep toen pas waarom ik op de middelbare school zo weinig met mijn huiswerk bezig was. Ik deed meer sociale activiteiten: feesten organiseren, schoolkrantjes maken, een bibliotheek opzetten. De één loopt voor diploma’s, de ander voor zijn omgeving. Ik ben van het laatste type. Ik was ook altijd aan het lezen, maar niet per se de boeken waar de repetitie van de volgende dag over ging. Later werd ik snoeihard afgerekend door mijn eigen kinderen. Inmiddels zijn ze in de twintig en studeren ze allebei, maar ze weten dat hun moeder op de middelbare school ook niet altijd haar huiswerk deed.’
U begon met mavo, dus alles overziend ging u van mavo tot minister.
‘Mavo, mama, minister – dat is eigenlijk wel een mooie. Ik heb op de basisschool een klas overgeslagen en dat heb ik dubbel en dwars moeten inhalen. Toen ik op mijn elfde naar de middelbare school ging, kon ik sociaal nog niet meekomen. Mijn ouders zeiden: doe maar rustig aan. Dus heb ik alles fluitend doorlopen, maar wel in stapjes. Achteraf ben ik blij dat ik het zo heb gedaan, want ik weet hoe het is om op een mavo te zitten, of op een havo of vwo. En om wel te studeren of niet. Op de werkvloer te staan, of een leidinggevende rol te hebben. Ik kan me in al die omstandigheden inleven.’
Kende u de gehandicaptenzorg al voordat u minister werd?
‘Ja, bijvoorbeeld als toezichthouder bij Severinus. Ik heb heel veel geleerd van de gehandicaptenzorg als het gaat om vernieuwende werkwijzen en technologie. Ik ging toen ik bestuurder in de ouderenzorg was, soms koffiedrinken met Greet Prins van Philadelphia en ik had ook veel contact met Academy Het Dorp. De gehandicaptenzorg was bijvoorbeeld verder dan de ouderenzorg in het gebruik van slim incontinentiemateriaal. Ik heb van Philadelphia geleerd hoe je dat wel en niet moest aanpakken.’
Leerde u ook mensen met een beperking zelf kennen?
‘Bij Ons Tweede Thuis mocht ik onlangs een schilderij uitzoeken van Iris den Toonder, een jonge kunstenares met een licht verstandelijke beperking. Het hangt hier op mijn kamer. Ze beeldt daarop de twee werelden uit waarin zij leeft, bijvoorbeeld in een dier met twee gezichten: een olifant en een soort draak. Ze kan niet zelfstandig wonen, ook niet bij haar familie, maar ze is creatief, heeft talent, en wil een zo gewoon mogelijk leven leiden. Tijdens mijn bezoek raakte ze geëmotioneerd, omdat die strijd voor haar iedere dag zo tastbaar is. Ik vond het indrukwekkend hoe bewust ze omgaat met de acceptatie van haar beperking.’
Hoe was het om de overstap van bestuurder naar minister te maken?
‘Het was wel een sprong eigenlijk, dat had ik me van tevoren niet helemaal gerealiseerd. Je begrijpt wel dat je een andere rol krijgt met een andere verantwoordelijkheid, maar het duurt even voordat je weer vaste grond onder de voeten hebt. Er waren dingen die ik moest leren, zoals het politieke proces met de Tweede Kamer. Maar inmiddels voel ik me er als een vis in het water.’
Het lijkt alsof er veel kritischer op u wordt gereageerd dan toen u bestuurder was.
‘Dat heeft met het politieke proces te maken. Als ik als bestuurder zei dat we de zorg beter moeten organiseren, meer thuis in plaats van in verpleeghuizen, stond iedereen te juichen en vond men mij innovatief. Maar als ik nu als minister zeg: mensen het kan ook anders - dan lijkt het alsof ik iets afpak. Daar moest ik wel even aan wennen. We hebben de afgelopen maanden heel hard gewerkt aan een aantal akkoorden, waaronder de Toekomstagenda Gehandicaptenzorg. Pas als je dat in handen hebt en weet wat je te brengen hebt, kun je er echt over communiceren. Gelukkig kom ik nu op stoom.’
Eén van de onderwerpen waarbij spoed is vereist, is het terugdringen van de administratieve lasten.
‘Die lijken op een veelkoppig monster. Als je niets doet, dan groeien ze ’s nachts aan. Maar ik zet mijn tanden erin en meestal kom ik dan ook ergens. Met Ontregel de Zorg, hebben we goede voorbeelden opgehaald en met het vervolg gaan we die toepassen.’
Een succesvolle manier om die lasten te verminderen, lijkt de verantwoording te beginnen met een schone lei. Wilt u de experimenten daarmee uitbreiden?
‘Zeker! We kunnen schrappen wat we willen en dat moeten we ook blijven doen, maar de echte winst behaal je als je samen met professionals afvraagt: waarom leggen we dit vast? Heeft iemand het nodig? Kan het op een andere manier? Dat zit ook in het nieuwe programma en ik wil dit zeker ook opschalen, al heb je ook altijd een aantal indicatoren nodig, bijvoorbeeld om landelijk beleid te kunnen voeren.
Verder is de arbeidsmarkt natuurlijk echt een probleem, vooral bij de zwaardere doelgroepen. Dus er loopt nu een onderzoek om te kijken of het zorgprofiel en het tarief nog wel passend is. Maar we moeten ook kijken of er voldoende mensen worden opgeleid om te werken in dat soort groepen.’
Hoe houdt een zorgminister zichzelf op de been?
‘Door naast mijn werk nog iets anders te blijven doen. Voor mij is dat altijd lezen, ook andere dingen dan alleen voor het werk.’
Net als vroeger?
‘Ik weet nog dat ik een keer terugkwam van en schoolvakantie en de meester vroeg wat ik had gelezen. Dat was het boek Er is geen gerechtigheid. Ik zie hem nog kijken, maar dat stond toevallig bij ons thuis in de boekenkast. Nu lees ik een boek over internationale betrekkingen. Zeker nu de hele wereld om ons heen verandert, vind ik het interessant om dat bij te houden.’,
Dit artikel komt uit de vierde editie van 2022 van Markant, het tijdschrift van de VGN. Lees het hele nummer, waarin je ook kunt lezen over het onderzoek van Mylène Böhmer over de invloed van sfeerlicht en over hoe Philadelphia met drie zorgkantoren van administratie een lust maakt.