Meer Mens-methode bij S&L Zorg: de sleutel tot succesvolle begeleiding

Bij S&L Zorg lukt het: goede zorg voor mensen met een ernstig verstandelijke beperking in combinatie met moeilijk verstaanbaar gedrag (EVB+). Dankzij een methode waarmee begeleiders beter en bewuster contact maken met cliënten. 'We spreken dezelfde taal.’

Artikel Markant
Van links naar rechts: Marsha van de Vijfeijken, Nadine van Loon en Anneke Verheije. - foto: Hans Tak

Gedragssignalen

Ruben is klaar met zijn puzzel, daarna volgt altijd een beweegmoment. Dit keer is dat een wandeling. De activiteiten die Ruben doet, hebben een vaste volgorde: puzzelen, bewegen (sporten of wandelen), snoezelen, koffiedrinken, muziek luisteren. Zijn dagprogramma kent verschillende varianten. Ze hangen aan de muur. Welke variant wordt gekozen hangt af van wat Ruben op dat moment aankan. Om dat te kunnen inschatten, letten de begeleiders op gedragssignalen.

‘Ik werk pas een maand bij S&L Zorg, maar door het dagprogramma ben ik vlug ingewerkt’, vertelt begeleider Ilse Brocatus. ‘Omdat ik vanaf het begin structuur en voorspelbaarheid kan bieden, kan ik sneller een band met Ruben opbouwen.’ Behalve het dagprogramma, hangen ook de behaalde successen aan de muur. ‘Door te delen wat goed is gegaan, blijft het team betrokken’, zegt Anke van der Horst, begeleider. 

Meer Mens

Belangrijk bij S&L Zorg is de kwaliteit van de relatie tussen bewoner en begeleider. Gezondheidszorgpsycholoog Anneke Verheije: ‘Want daar gebeurt het. Als de bewoner zich veilig en vertrouwd voelt dan kan hij verdere stappen maken. Om de relatie tussen de persoon met een beperking en de begeleider goed te krijgen, moet de context ook kloppen.’ En om die context kloppend te krijgen, gebruikt S&L Zorg de methode Meer Mens. Deze gaat uit van ervaringsordening: hoe ervaren en ordenen mensen de wereld om zich heen? Meer Mens onderscheidt daarbij vier dimensies: lichamelijke veiligheid, een betrouwbare omgeving, duidelijke samenhang en jezelf kunnen zijn. 

Dezelfde taal

Deze methode is ontwikkeld bij Prisma en is via Ruben bij S&L Zorg terechtgekomen. ‘Ruben woont al zo’n dertig jaar bij ons’, vertelt teamleider Nadine van Loon. ‘Een aantal jaar geleden hebben we externe expertise ingeschakeld om mee te denken in de casus van Ruben. Zo zijn we in aanraking gekomen met de Meer Mens-methode. Eerst gebruikten we deze methode alleen bij Ruben, inmiddels in de hele organisatie.’ Orthopedagoog Marsha van de Vijfeijken: ‘Meer Mens is de kapstok voor alles. Het komt terug in alle lagen van de organisatie, van de raad van bestuur tot de begeleider op de groep. Daardoor spreekt iedereen dezelfde taal. Dat is één van de belangrijkste factoren waarom het bij ons goed lukt om mensen met gedragsproblemen te begeleiden.’

IGJ-rapport

Dat is ook de conclusie van het onderzoek ‘Hoe het lukt. Goede zorg voor mensen met moeilijk verstaanbaar gedrag’ door Erna Scholtes, Jans Berden en Roland Bal van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Aanleiding was dat de IGJ zag dat goede zorg aan mensen met een ernstig verstandelijke beperking in combinatie met moeilijk verstaanbaar gedrag (EVB+) wel degelijk mogelijk is. Maar wat zijn de werkende bestanddelen hiervan? Het onderzoek vond plaats bij zorgorganisaties Alliade, ASVZ en S&L Zorg. Zij werken óf met de methode Triple-C óf met Meer Mens. De onderzoekers gingen langs bij deze organisaties en observeerden, zaten bij zorg-overleggen en voerden veel gesprekken. Eén van de woningen waar ze dat deden, was die van Ruben bij S&L Zorg in Roosendaal. Met 352 cliënten is dit de kleinste van de drie onderzochte organisaties.

Veiligheid voor iedereen

Het onderzoek presenteert vijf loodsende principes die de goede zorg mogelijk maken: houvast, ik ben er voor jou, gezien en gehoord worden, ieder in zijn waarde laten, de lat hoog leggen en leren. De belangrijkste succesfactor van het wel lukken, is dat deze loodsende principes als een Droste-effect terugkomen. Ze worden toegepast binnen en tussen alle onderdelen van de onderzochte organisaties.

‘De ervaringsordening van Meer Mens kun je toepassen op cliënten én begeleiders, vertelt teamleider Van Loon, ‘want die zijn net zo belangrijk als de cliënt. Hoe zit jij in je vel vandaag en wat heb jij nodig om iemand goed te begeleiden? Het heeft geen zin dat een medewerker die hoog in spanning zit een cliënt begeleidt die óók hoog in spanning zit. We kijken goed naar de wisselwerking tussen cliënt en begeleider.’

Orthopedagoog Van de Vijfeijken vult aan: ‘Dat doen we samen. Een begeleider of teamleider kan het ter sprake brengen. Of ik zie het in het systeem van incidentmeldingen. Of in de verschillende overleggen komt het naar voren. En dan kunnen we een plan maken: hoe kun je het veilig houden voor allebei?’

Echte nabijheid

Uiteindelijk leidt dat tot minder escalaties en gedragsproblemen. Ook doordat werken met Meer Mens ervoor zorgt dat begeleiders beter naar hun eigen inbreng kunnen kijken en beter kunnen inspelen op signalen die mogelijk tot een escalatie kunnen leiden. Teamleider Van Loon: ‘En we bieden échte nabijheid. Ook bij escalaties. Juist dan hebben ze je nodig, ook al is het op zo’n moment moeilijk om contact te maken. Als Ruben bijvoorbeeld erg onrustig is op zijn kamer, dan ga ik op de gang voor zijn deur een boekje lezen. Als ik merk dat de spanning zakt en hij op mij reageert, dan stap ik naar binnen. Dan probeer ik eerst het echte contact met hem te maken.’ 

Lef hebben is ook een belangrijk aspect. Van Loon legt uit: ‘Met deze doelgroep denk je vaak in onmogelijkheden. Maar ga het gewoon maar doen. Als we met Ruben gaan wandelen in het bos en het gaat niet goed, dan wachten we gewoon totdat we weer verder kunnen. Ook al regent het hard.’ Van de Vijfeijken: ‘Het dagprogramma gaat altijd door. Ook op de dagen dat iemand minder draagkracht heeft. Er zit veel meer tussen twintig baantjes trekken in het zwembad en helemaal niet gaan. Probeer het maar. Als je tot de deur van het zwembad komt, is het ook goed.’ 

Samen kijken naar de oorzaak

Gezondheidszorgpsycholoog Verheije voegt toe: ‘Belangrijk is dat je je daarbij gesteund weet als begeleider. Als iemand dan uit zijn plaat gaat in het zwembad, dan zegt niemand: hoe heb je dat nou kunnen doen? Nee, we kijken dan samen naar de oorzaak. Dat is een belangrijk onderdeel van gezamenlijk leren dat in onze werkwijze verweven zit. Zowel in cursussen en bijscholing als tijdens overleggen en intervisie.’

Dit artikel komt uit de eerste editie van 2024 van Markant, het tijdschrift van de VGN.