‘Ik heb een grote fout gemaakt’

Ruim een derde van de delinquenten in Nederland heeft een licht verstandelijke beperking. En vaak is dat niet bekend, waardoor ze het er extra zwaar hebben. Zowel de Haagse beleidswereld als de Rotterdamse praktijk proberen er iets aan te doen. ‘Zo iemand heeft ook hulp nodig.’

handen in handboeien

Voordat meneer Venetiaan (53) vertelt over de twintig jaar gevangenis – voornamelijk in Zuid-Amerika – wil hij weten: wat kan ik voor hem doen? ‘Ik heb nog nooit mijn verhaal aan iemand verteld’ zegt hij. ‘Nog nooit. Behalve aan meneer Kahveci. Hij kon wat voor mij doen.’
Meneer Venetiaan spreekt snel en haperend, maar luid, en met een Surinaams accent. Hij kijkt mij aan, afwachtend en doordringend, de ellebogen op tafel, een hand om zijn vuist geklemd. Hij wil graag antwoord: ‘Wat kunt u voor mij doen?’
Zijn begeleider Nihat Kahveci van zorginstelling Middin in Rotterdam zit naast hem en legt nogmaals uit. ‘Deze mevrouw is journalist. Uw verhaal is belangrijk, omdat u laatst mijn hulp hebt geaccepteerd toen u in de gevangenis zat. Het is goed als veel begeleiders dat weten, zodat meer mensen hulp krijgen.’
Meneer Venetiaan luistert aandachtig, leunt achterover en wrijft in zijn gezicht. ‘Het is heel moeilijk geweest’, zegt hij. ‘Ik heb het nog nooit aan iemand verteld. Behalve aan meneer Kahveci. Want hij kon wat voor mij doen.’ Hoe zijn jeugd was?
Na de basisschool deed hij niks meer. Nee niks. Helemaal niks. Alleen tafelvoetballen en naar de coffeeshop. Hij dronk, gokte en had schulden. Toen kreeg hij de kans om in één keer veel geld te verdienen. ‘Smokkel is niet goed,’ zegt hij. Hij zat vijf jaar vast in Frans Guyana, twee jaar in Parijs, tien jaar in Brazilië en een paar jaar in Nederland. ‘Brazilië was het ergst’, zegt hij. ‘Wat ik daar heb meegemaakt. Wat ik heb gezien.’ Meneer Venetiaan valt stil, buigt zijn hoofd, kermt van diep en drukt met een hand zijn ogen dicht. ‘Moeilijk. Heel moeilijk.’

Koers en Kansen

Het aantal Nederlanders dat een delict pleegt daalt. Maar de groep die dat wel doet en veroordeeld wordt, heeft een zwaarder zorgprofiel dan voorheen. Ze kampen met psychische of psychiatrische problematiek, verslavingen en schulden. Een groot deel van hen blijkt bovendien een licht verstandelijke beperking (LVB) te hebben.
Staatssecretaris Klaas Dijkhof (ministerie van Veiligheid en Justitie) stuurde in mei de whitepaper Koers en Kansen naar de Tweede Kamer. Daarin staat beschreven hoe strafrecht samen met zorgorganisaties en lokaal bestuur sanctie-uitvoering en ketenzorg kunnen verbeteren, zodat bijvoorbeeld mensen zoals meneer Venetiaan minder vaak in herhaling vallen, of zelfs niet eens de fout ingaan. Het rapport concentreert zich op drie lijnen (Veilig dichtbij, Levensloop centraal, Vakmanschap voorop) en dient als basis voor vervolggesprekken en beleidsmatige visievorming.
Gert Varkevisser is projectleider LVB bij Veiligheid en Justitie. ‘Vaak ontdekken we pas in detentie dat iemand een verstandelijke beperking heeft’, zegt hij. ‘Dan is er al een heel traject doorlopen waarbij we het niét hebben gezien. Jeugdzorg, maatschappelijk werk, gemeenten, politie, reclassering en gevangenispersoneel; iedereen denkt dat de persoon in kwestie de boel saboteert, terwijl hij in werkelijkheid niet begrijpt wat er van hem wordt verlangd. Natuurlijk geven we straf als er sprake is van ernstige strafbare feiten. Maar zo iemand heeft ook hulp nodig. Desnoods gedwongen zorg.’

SCIL

Voor het rapport Koers en Kansen bracht Gert Varkevisser de omvang van de groep delinquenten met LVB in kaart (zo’n 35 procent binnen het gevangeniswezen). Tevens onderzocht hij de knelpunten die de strafrecht- en jeugdbeschermingsketen ondervindt. Zoals gebrekkige samenwerking met bijvoorbeeld gemeenten en zorginstellingen, en omgaan met privacygevoelige gegevens: wat mag je wel of niet delen?
Ook miscommunicatie tussen delinquent en professional is een knelpunt. ‘Jammer’, vindt Varkevisser. ‘Want er bestaat een laagdrempelig instrument waarmee je snel kunt screenen op een mogelijke LVB. Die SCIL (Screening voor Intelligentie en Licht verstandelijke beperking) zou voor een voorlopige diagnose veel vaker ingezet moeten worden bij justitie, gemeenten en zorg. Het helpt je onder andere om de bejegening aan te passen. Korte zinnen, eenvoudige woorden, checken of iemand het heeft begrepen, en plaatjes in plaats van tekst. Later kun je alsnog een diepgravend diagnostisch traject naar intelligentieniveau inzetten.’
In Rotterdam liet de gemeente in twee penitentiaire inrichtingen (PI) een pilot uitvoeren naar het gebruik van de SCIL en het nut van begeleiding van (ex-)gedetineerden. Dat gebeurde in samenwerking met zorgaanbieders Middin en Humanitas. Bij Middin voerde Nihat Kahveci de pilot uit bij PI Open Kamp. Kahveci: ‘We vroegen alle delinquenten de SCIL-test te doen, om in te schatten in hoeverre ze na vrijlating hulp nodig hadden. Een kleine groep weigerde medewerking. Ze voelden zich niet serieus genomen met vragen als ‘Teken een klok’. Voor anderen was de SCIL juist vrij pittig. Bijvoorbeeld voor meneer Venetiaan.’

Vertrouwen

‘Hotels’, zo noemt meneer Venetiaan de Nederlandse gevangenissen. In Brazilië deelde hij één ruimte met veertig gedetineerden. Bendes waren de baas, de politie martelde. ‘Mijn tanden’, hij wijst op zijn gebitsprothese. ‘Dat heeft de politie gedaan.’
Op een dag gijzelden medegevangenen de bewaking en grepen de kans om rivaliserende bendeleden af te slachten. ‘Ik zal vertellen’, hij struikelt over zijn woorden. ‘Het gebeurde voor mijn ogen. Ze pakten iemand en sneden het hoofd eraf. Ik stond erbij, ik heb alles gezien.’ Hij dept zijn neus, strekt zijn hals en maakt een snijbeweging. ‘Ze deden het. Ik heb het gezien. Van heel dichtbij.’
In de gevangenis zat hij liefst alleen. Niet bij de groep. Hij had geen contact, met niemand. Er kwam ook geen steun van buitenaf, en hulp van de ambassade sloeg hij af. ‘Ik laat mij niet kleineren’, luidt zijn verklaring. Terug in Nederland ging hij wederom in de fout. Hij weigerde een advocaat en zat daardoor zes maanden langer vast dan noodzakelijk. In de Rotterdamse gevangenis ontmoette hij Nihat Kahveci. Dat was in augustus vorig jaar, hij zal die dag nooit vergeten. Voor het eerst in zijn leven accepteerde hij hulp. ‘Omdat meneer Kahveci het begrijpt’, zegt hij. ‘Hij heeft in korte tijd veel voor mij gedaan. Hij weet wat ik nodig heb. Ik ben heel dankbaar. Hij heeft mijn leven gered.’

Praktische hulp

De pilot is afgerond, Middin en Humanitas zetten zich nu nog in voor ex-gedetineerden die ondersteuning nodig hebben. De term LVB is daarbij van ondergeschikt belang. Kahveci: ‘Deze mensen hebben het – weliswaar noodgedwongen – altijd zelf uitgezocht. Je stoot ze soms af met de term LVB. Terwijl je ze wel op dat niveau moet aanspreken. Doe je dat niet, dan gaan ze in verzet. Dat zie je ook in de gevangenis. Ze moeten vaker voor straf in hun cel blijven en krijgen minder vaak strafvermindering vanwege goed gedrag.’
Ook de gevolgen van gebrekkige samenwerking tussen strafrecht, gemeenten en zorg ondervindt Kahveci dagelijks tijdens de ondersteuning van zijn cliënten. Bijvoorbeeld als broodnood pas wordt verstrekt na achtenveertig uur, bijzondere bijstand of GGZ-zorg uitblijft, of als andere partijen de urgentie van de hulpvraag niet begrijpen.
Gemeenteambtenaren houden volgens hem vaak onnodig vast aan regeltjes, waardoor een cliënt bijvoorbeeld een woning misloopt. Kahveci: ‘Onlangs nog, wat ik ook deed, de beambte weigerde medewerking. Dat is heel frustrerend. Uiteindelijk nam haar collega het over en was alles binnen een week geregeld.’ Ook voor meneer Venetiaan wist Kahveci met veel kunst en vliegwerk een kamer te regelen. ‘Zonder woning is hij aangewezen op nachtopvang. De kans bestaat dat hij daar opnieuw ten prooi valt aan verkeerde circuits.’

Een tweede kans

De schrijnende Braziliaanse gevangeniservaring van meneer Venetiaan toont hoe kwetsbare burgers pijnlijk de dupe kunnen worden als zorgverlening uitblijft. Het verhaal van meneer Felida (48), van oorsprong afkomstig van de Antillen, is van een ietwat luchtiger orde.
Hij was na detentie een poos dakloos, maar inmiddels woont hij in een voormalig verzorgingshuis waar nog een paar ouderen met een verstandelijk beperking wonen. Het personeel houdt tevens een oogje in het zeil bij de jongere garde die er tegenwoordig óók onderdak vindt.

Voor de woning van meneer Felida nemen we de lift. Als we uitstappen, staat de gang blauw. Stinkende rookpluimen komen van achter zijn voordeur vandaan. Nihat Kahveci belt aan. Pas als hij roept en bonkt op de deur verschijnt meneer Felida. ‘Welkom’, zegt hij hartelijk en met een uitnodigend gebaar. Oh nee, niets aan de hand. Hij was gewoon even in slaap gevallen.

De dikke rook hangt in het hele huis, op het fornuis staat een gietijzeren pan nog steeds op volle kracht te walmen. Kahveci vraagt of hij de kookplaat zal uitdraaien, meneer Felida gaapt en rekt zich uit. ‘Allemaal goed. Zet ‘m maar uit.’ Hij loopt naar de stereotoren en zet voor de gelegenheid een salsamuziekje op, de volumeknop staat hoog. Voor zijn verhaal heeft hij geen aansporing nodig, zijn stem draagt over de salsa heen.

‘Ik ben een ex-gedetineerde. Ik heb een grote fout gemaakt. Maar iedereen verdient een tweede kans. God gaf mij de straf om te leren.’ Ondertussen opent Nihat Kahveci de ramen en wappert de brandlucht naar buiten. De voorjaarszon staat aan een staalblauwe lucht.

Verschenen uit een regenboog

Meneer Felida spreekt onsamenhangend maar met niet minder veel animo. Zijn stem klinkt als die van een prediker, soms krachtig fluisterend, soms bulderend, de lange armen theatraal gespreid of een waarschuwende vinger in de lucht. Hij pakt een Bijbel erbij en slaat ferm op de omslag: ‘Wie dit geschreven heeft liegt niet.’ Zijn vader zegt het ook: ‘Als wij afstammen van apen, waarom vangen wij onszelf dan niet op met onze staart?’

De bel gaat, Nihat Kahveci doet open. Een zorgmedewerker heeft een brandlucht gesignaleerd. Terwijl Kahveci zijn collega geruststelt, dendert meneer Felida onverminderd voort: ‘Wie niet gestraft is, zal branden in de hel. Ik ben gestraft. Daarom heeft God voor mij een regenboog aan de horizon geplaatst, waaruit geen regen meer zal stomen.’ Volgens meneer Felida is als een wonder ook Nihat Kahveci verschenen uit die regenboog, waardoor hij niet meer afhankelijk is van het Leger des Heils. Hij walgt van de mensen bij de opvang daar. ‘Ze wassen hun handen niet’, zegt hij. ‘Ze lepelen met poep aan hun vingers in de suikerpot.’ Hij plaatst de Bijbel terug in de kast en slaat Nihat Kahveci kameraadschappelijk op de schouder. ‘Deze man heeft mij geholpen. Hij doet zijn werk heel goed.’

Verbeteraars

Voor het opstellen van het rapport Koers en Kansen richtte het Ministerie van Justitie onder meer de stuurgroep Verbeteraars op. Door verschillende partijen werd de dialoog gevoerd over zorg voor gedetineerden en ex-gedetineerden, forensische zorg, preventie en samenwerking.

Rob de Jong – bestuurder van Pluryn – vertegenwoordigde de zorgsector. Hij vindt dat de gehandicaptenzorg meer verantwoordelijkheid moet nemen. Hij pleit voor wat hij noemt ‘integratiezorg’: het ondersteunen en behandelen van mensen met een beperking om uiteindelijk op alle vier levensdomeinen (wonen, werken, onderwijs en vrije tijd) een zo zelfstandig mogelijke plaats in de samenleving te realiseren. Om die zorg vorm te geven, is volgens hem de expertise van de gehandicaptensector en Orthopedagogische Behandel Centra (OBC) nodig.
De Jong hamert bovendien op preventie. ‘We kennen gezinnen waarvan je de problemen van verre ziet aankomen’, zegt hij. ‘Ze zijn bekend bij de gemeente, de huisarts en de GGZ. We laten nu nog te vaak kansen liggen.’

Kosten en baten

In opdracht van de VGN wordt momenteel een maatschappelijke business-case (mBC) voorbereid; een gestructureerde afweging van kosten en baten. Deze mBC gaat uit van de aanname dat forensische zorg leidt tot een beter effect voor mensen met LVB, waaronder een kleinere kans op recidive. De resultaten van de mBC worden verwacht in het najaar van 2017.

Traumatisch hersenletsel

Niet alleen mensen met LVB maar ook mensen met traumatisch hersenletsel zijn oververtegenwoordigd in gevangenissen. Van de gevangenispopulatie heeft 25 procent met zekerheid traumatisch hersenletsel (vaak frontaal) en waarschijnlijk ligt dit percentage zelfs nog hoger, volgens prof. Dr Cees Jonker, gedragsneuroloog en forensisch rapporteur pro justitie. Onderzoeker Frank Jonker is onlangs gepromoveerd op gedragsproblemen na frontaalletsel. ‘Bij wel 87 procent is er een verdenking van traumatisch letsel’, zegt hij. 

Judith Zadoks is programmamanager Hersenz, extramurale behandeling voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel van twaalf samenwerkende organisaties in de gehandicaptenzorg. Zadoks: ‘Met goede behandeling en begeleiding kun je veel problemen voorkomen. We kennen cliënten die ná hun detentie een behandelprogramma bij Hersenz hebben gevolgd, maar eigenlijk zou deze behandeling preventief moeten worden ingezet, om maatschappelijke overlast en criminaliteit voor te zijn. Ook moet er meer aandacht komen voor neuropsychologische oorzaken van grensoverschrijdend gedrag.’

Deze pagina is een onderdeel van