De tast
De betekenis van ons gezichtsvermogen en de rol van het gehoor zijn bekend. Maar wat weten we van de tast? Hoe draagt dit zintuig bij aan het beeld van de omgeving? En hoe stimuleer je de ontwikkeling van de tastgevoeligheid bij kinderen die blind zijn?
Als je goed kunt zien, lijkt de tast als zintuig een ondergeschikte rol te spelen. Meestal vertrouw je op je visus als je in een nieuwe situatie of omgeving komt. Toch krijgen we in ons dagelijks leven via onze zintuigen allerlei soorten informatie binnen, waarmee we ons een beeld van de wereld vormen.
Elk zintuig zorgt voor andere informatie. Als je bijvoorbeeld op het station staat, zie je de trein aankomen, hoor je via de luidspreker hoe laat deze vertrekt, je ruikt waar je koffie kunt kopen en als je tot actie overgaat proef je deze ook. En als je op het perron loopt voel je met je voetzolen de ribbeltegels.
Naast de meer bekende zintuigen gezichtsvermogen, gehoor, reuk, tast en smaak, hebben we ook een aantal minder bekende ‘lichamelijke zintuigen’. Dit zijn: het zintuig dat de posities van de eigen spieren waarneemt (propriocepsis), het evenwichtszintuig (vestibulair systeem), het pijngevoel en de temperatuurgevoeligheid. Voor een persoon die blind is spelen de tast en ook de lichamelijke zintuigen een veel belangrijkere rol in hun waarneming van nieuwe objecten en ook de omgeving.
Nabijheid
Doordat we met een groot deel van het lichaam via de tast informatie kunnen opdoen, is het ons grootste zintuig. Het is zelfs mogelijk om tegelijkertijd met meerdere delen van het lichaam tastend waar te nemen, bijvoorbeeld met je handen en je voeten. Aan de binnenkant van de handen en in het gezicht is de tast het meest gevoelig.
Bij de geboorte is de tastzin het invloedrijkste zintuig. In de vroege ontwikkeling van een kind, in de fase van de hechting aan de moeder, de vader of een andere vaste verzorger, heeft de tast een belangrijke functie. Door de combinatie van rustige bewegingen, warmte en stevige diepe druk tijdens de verzorging, kan een kind zich veilig gaan voelen onder aanraking.
Bij ziende kinderen gaat het gezichtsvermogen in de loop der jaren steeds meer overheersen. Een groot verschil tussen de tast en het gezichtsvermogen is, dat de tast een nabijheidszintuig is en de visus een vertezintuig. Waar we via het gezichtsvermogen in korte tijd overzicht van de omgeving hebben, geeft de tast meer informatie over wat nabij is.
Via de tast nemen we trillingen, oppervlaktestructuren, temperatuur, gewicht, elasticiteit, hardheid en vormen van materialen of objecten waar. Via onze ogen krijgen we tegelijkertijd gedetailleerde informatie en overzicht. Dit wordt ‘simultane gewaarwording’ genoemd. Bij het tasten is het niet mogelijk om grote voorwerpen in één keer te omvatten. Je moet het dan stukje voor stukje verkennen. Dit betekent dat de informatie in kleine delen na elkaar binnenkomt; dit noemen we ‘sequentiële waarneming’. Voor een kind dat blind is, is het dus veel ingewikkelder om een beeld te vormen van de omgeving.
Kruimeltjes
Met de tast kun je op twee manieren waarnemen: cutaan en proprioceptief. Met cutane tast doelen we op de tastgevoeligheid, de waarneming van prikkels met de huid. Hiermee voelen we kleine details, maar nemen we ook trillingen, pijn en temperatuur waar. Dit zintuig is van groot belang voor een kind dat blind is. Allerlei soorten verschillende informatie komen bij hen via de cutane tast binnen. Zo kan het kind bijvoorbeeld voelen dat het niet meer op de tegels loopt, maar op het gras, opmerken of zijn moeder een ketting aanheeft, signaleren welke beker van hem is, maar ook de overgebleven kruimeltjes en hagelslagjes op het bord vinden.
De cutane tast speelt ook een belangrijke rol bij didactische taken. Een bepaalde tastgevoeligheid is bijvoorbeeld noodzakelijk om de kleine puntjes bij het braille lezen te onderscheiden, maar ook om voelbare lijntekeningen bij wiskunde of kaarten bij aardrijkskunde waar te nemen.
Het proprioceptieve tastzintuig bevindt zich in de gewrichten, pezen en spieren en geeft informatie over de lichaamspositie en de bewegingen. Dit zintuig is voor blinde kinderen erg belangrijk bij het verkennen van de omgeving. Ook voor het ervaren van afstanden, tussenruimtes, posities van voorwerpen ten opzichte van elkaar en de houding van het eigen lichaam, is het een belangrijke informatiebron. Om te weten welke beker op tafel verder weg staat, schakelt een blind kind de proprioceptieve tast in. Door de handen op de bekers te leggen, voelt het via de spieren terug, wat verder weg staat. Ook om het hoogteverschil tussen twee gebouwde blokkentorens te voelen, maakt het kind gebruik van de proprioceptieve tast. Door de handen op beide torens te leggen voelt het welke hoger is.
Wat is een paraplu?
Op basis van de waarnemingen door de verschillende zintuigen bouwen we concepten op: we krijgen inzicht in de wereld en hoe deze in elkaar steekt. Deze zogenaamde conceptvorming verloopt bij blinde kinderen gedeeltelijk anders dan bij ziende kinderen. Dat komt doordat zij veel voorwerpen en andere zaken in de nabije of verre omgeving op een andere manier waarnemen.
Het volgende voorbeeld illustreert dat de conceptvorming anders verloopt. Aan een meisje dat blind is, vroeg ik: ‘Wat is een paraplu?’ Zij antwoordde: ‘Een stok met een bolletje eraan om de regen op te vangen.’ Het klonk alsof zij een goede voorstelling van een paraplu had. Maar toen ik doorvroeg hoe een opengeklapte paraplu er dan precies uitziet, vertelde ze: ‘Je hebt dus eerst die stok en dan zo het bolletje om de regen in op te vangen.’ Hierbij vormde ze met haar handen een grote kom, in plaats van een bol.
Eigenlijk is dit een heel logische redenering, die past bij de ervaringen die zij met water had opgedaan. Bij navraag bij een aantal kinderen die blind geboren zijn, hoe een vogel op een tak zit, denken de meesten dat ze op hun billen zitten, net zoals wij.
Kinderen die blind zijn hebben extra aandacht en ondersteuning nodig om de wereld te leren kennen. Taal is hierbij natuurlijk een hulpmiddel. Maar wanneer begrippen alleen vanuit taal opgebouwd worden, kunnen woorden heel misleidend zijn. Een kind kan het beste kennis over een onderwerp opbouwen, door verschillende ervaringen op te doen. Hierdoor wordt een begrip steeds verder verrijkt.
Verderweg-woorden
Woorden kunnen op verschillende manieren ingedeeld worden, maar voor de blinde kinderen maken we het volgende onderscheid:
- dichtbije woorden (sok, bal, boek);
- verderweg-woorden (paard, flat, wolk);
- abstracte woorden (tijd, idee, omdat).
Over het algemeen zijn de verderweg-woorden de meest ingewikkelde begrippen voor kinderen die blind zijn. Hoe vorm je nu een beeld van een huis of een boom of een flat, als je deze niet in één keer kunt waarnemen. In de begeleiding van kinderen die blind zijn wordt aan deze begrippen extra aandacht besteed.
Getracht wordt steeds aan te sluiten bij de ervaringskennis die een kind reeds heeft. En uiteraard maak je steeds gebruik van gebeurtenissen die zich voordoen. Zo ga je na een enorme storm naar het bos op zoek naar een omgewaaide boom, waar een kind langs kan lopen om echt te ervaren hoe lang deze wel niet is. Bij sneeuwval, blijven we uiteraard niet binnen zitten, maar gaan naar buiten om echt te voelen hoe je er een bal van kan maken of rollen, hoe het smelt op je hand en hoe vreemd het voelt onder je voeten.