Dagbesteding en werk: ‘Het gaat om de hóé-vraag: hoe maken we van onze visie op dagbesteding en werk realiteit?’
Dagbesteding of werk is meer dan iets te doen hebben. Onze ambitie is dat cliënten hun dagbesteding en werk als zinvol ervaren en dat ze zich er ontwikkelen. Het liefst midden in de maatschappij, en als het kán, als opstap naar een betaalde baan. Daar hebben we ons het afgelopen jaar hard voor ingezet. Arend Vreugdenhil en Beatrijs van Riessen vertellen erover.
Vreugdenhil: ‘Als je denkt aan dagbesteding en werk in de afgelopen jaren, denk je ook aan corona. We hebben in die periode nieuwe inzichten opgedaan. Bijvoorbeeld dat het voor sommige cliënten heel fijn is hun dagbesteding op de woning te doen, en dat technologie kan helpen bij de kwaliteit. Zo zijn er app’s waarmee begeleiders cliënten kunnen helpen met de dagplanning. Ze kunnen ermee aangeven welke taken wanneer moeten gebeuren, en geven een praktische uitleg door foto’s en video’s. Dat is waardevol, want het vergroot de autonomie en zelfstandigheid.’
Van Riessen: ‘Wat zijn nu onder de streep de kansen en de knelpunten van deze periode? Dat hebben we laten onderzoeken. Het gaat dan bijvoorbeeld over talentbenutting, innovatie en nieuwe vormen. En de stappen die gezet moeten worden om die kansen ook waar te maken. De resultaten hebben we gebruikt voor de lobby met de ministeries van SZW, OCW en VWS.’
Samen optrekken
Vreugdenhil: ‘In de lobby zijn we samen opgetrokken met mensen uit de doelgroep zelf, onder meer van de belangenorganisatie LFB. En met partijen uit de samenleving, zoals bedrijven en sociaal ondernemers. Dat samen optrekken is essentieel, wat ons betreft. De ontmoeting, daar gaat het allemaal om. Hóren wat de mensen om wie het gaat echt bezighoudt. Zo hebben we een ontmoeting georganiseerd tussen beleidsmakers van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ervaringsdeskundigen. De ervaringsdeskundigen vertelden waarom waardenvol werk zo belangrijk voor hen is, wat ze ervan verwachten, wat ze waarderen en welke drempels ze ervaren. Én natuurlijk welke oplossingsrichtingen ze zien. Dat levert begrip op voor de problemen van mensen met een beperking, en praktische mogelijkheden om ermee aan de slag te gaan.’
Van Riessen: ‘In dezelfde lijn hebben we meegewerkt aan het programma Simpel Switchen en de Programmaraad, waarin het ministerie van SWZ samenwerkt met UWV, Divosa, VNG en Cedris. Simpel Switchen is breder dan de gehandicaptensector. Het hangt samen met de Participatiewet. De bedoeling van de Participatiewet is dat mensen aan het werk gaan. Maar zo makkelijk is dat niet. Er zijn allerlei drempels: hoe gaan we om met terugvorderingen, met het herleven van uitkeringen, met het aantal beschikbare werkplekken, en met de situatie als iemand de ene maand 10 uur werkt en de andere maand 30 uur?’
Negatief loonstrookje
Vreugdenhil: ‘We hebben het festival Simpel Switchen mede georganiseerd, met 120 mensen. Het enige evenement van het afgelopen jaar dat we weer in een zaal konden houden. Ook hier stond de ontmoeting centraal. Nu tussen ervaringsdeskundigen en klantmanagers van de gemeentelijke Dienst Werk en Inkomen en de Wmo. We hielden workshops, en sociaal ondernemers en ervaringsdeskundigen deelden wat ze meemaken. Er was bijvoorbeeld een mevrouw die een loonstrookje liet zien, die onder de streep uitkwam op een negatief getal, omdat ze gewisseld had in het aantal uren. Deze mevrouw heeft een laag cognitief vermogen en ze krijgt heel ingewikkelde berekeningen voorgeschoteld. Dat zíén, en van mensen zelf horen, helpt om samen naar oplossingen te zoeken.’
Van Riessen: ‘De hoe-vraag is hier heel belangrijk. Hóé kun je van dagbesteding en werk naar betaald werk komen? Een voorzet voor het antwoord kwam uit het onderzoek van Movisie: Simpel Switchen op de kaart. De resultaten verschenen eind 2020, en we wilden ze in 2021 gebruiken voor een offensief om te zorgen dat de oplossingsrichtingen ook wettelijk geregeld zouden worden. We willen bijvoorbeeld een vereenvoudiging van de Participatiewet en een andere opzet voor de Bijverdienregeling. Dat werd alleen lastig omdat we in 2021 geen missionaire regering hadden en de Tweede Kamer het wetsvoorstel Breed offensief naar werk controversieel had verklaard. Natuurlijk stopte het denkwerk daarmee niet. We hebben veel gesprekken gevoerd, en gelobbyd bij verschillende partijen. Het goede nieuws is dat onze plannen nu zijn opgenomen in het regeerakkoord.’
Practise what you preach
Vreugdenhil: ‘Van ambities naar realiteit komen. Daar zijn we ook mee bezig geweest in Lab2030. Daarin spraken bestuurders, zorgprofessionals, managers, beleidsadviseurs en cliënten over dagbesteding en werk. Ze voerden de dialoog, én deelden goede voorbeelden, en dat is een mooie stap tussen visie en werkelijkheid. Zo vertelden Pluryn en Parc Spelderholt in het lab van september over hoe zij op basis van wetenschappelijk onderzoek invulling geven aan ontwikkelingsgerichte dagbesteding. En zo liet Estinea in een tweede lab zien hoe zij dagbesteding oftewel werk midden in de maatschappij organiseren, samen met de plaatselijke voetbalclub. Reinaerde vertelde over hun dagbesteding en werk naast de schouwburg in Hilversum, van waaruit ze echt van toegevoegde waarde zijn voor bedrijven in de buurt. Voor beide labs werkten we samen met het mediateam van Pluryn. Mensen vanuit de dagbesteding en werk die met zoveel kwaliteit gefilmd hebben en de livestream hebben verzorgd. Daarmee hebben we concreet laten zien hoeveel mensen met een beperking kunnen realiseren, en hoezeer ze van toegevoegde waarde zijn. Practise what you preach, dat vinden we belangrijk.’
Éérst de baan, dan de rest
Van Riessen: ‘Of cliënten een goede plek vinden in dagbesteding of werk, is niet alleen een kwestie van wet- en regelgeving, maar ook van een individuele match. Drie organisaties hebben hiervoor ervaring opgedaan met de zogenoemde IPS-methodiek. IPS staat voor individueel plaatsingssysteem, en in deze methodiek is de wens van de cliënt het uitgangspunt. Dus de eerste vraag is: wat wíl je in dagbesteding of werk? Er wordt eerst een baan gezocht die daarbij past, en pas daarna wordt er gekeken wat er nodig is om het vol te houden. Op basis van de ervaringen van de drie organisaties en van onderzoeksmateriaal hebben we een business case uitgewerkt. Daaruit blijkt dat het kan, dat het werkt, en dat het financieel interessanter is dan de huidige aanpak. De resultaten gebruiken we om gemeenten en het UWV ervan te overtuigen om deze vorm te financieren in toeleidingstrajecten. Dit jaar gaan we het verder uitrollen. Je kunt het zien als een stapsysteem, we komen steeds verder op weg naar ons doel.’