Zorgkantoor Achmea heeft op 26 oktober 2007 een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Achmea komt voor de AWBZ zorg 40 miljoen euro te kort op de contracteerruimte die de NZa voor 2007 voor de zorgkantoorregio's van Achmea heeft vastgesteld. Achmea eiste dat de regels waarop het stelsel van contracteerruimte berust, buiten effect werden gesteld. Achmea vindt dat de regels voor de contracteerruimte en de uitvoering daarvan tegenover haar onrechtmatig zijn. Dit omdat de aanspraken van verzekerden hierdoor beperkt worden. Achmea wilde in ieder geval een bedrag van 40 miljoen, dat nodig is voor de zorg aan de verzekerden. Naast Achmea hadden zich enkele thuiszorgorganisaties in de rechtszaak gevoegd. Op 13 november 2007 heeft de rechter uitspraak gedaan. Hij bepaalde dat de Staat en de NZa de vrijheid hebben, en binnen de voor hen gelden kaders de plicht hebben, om de kosten van de gezondheidszorg te beteugelen. Maar de rechter vindt wel dat hij steeds in volle omvang kan beoordelen of de AWBZ zorgaanspraken gewaarborgd blijven. Achmea moest bewijzen dat de verzekerden ondanks haar maximale inspanning de AWBZ-zorg waar zij recht op hadden, niet konden krijgen. Omdat Achmea daar in dit kort geding niet in slaagde, vond de rechter dat het niet aannemelijk was geworden dat de contracteerruimte de aanspraken van verzekerden frustreert. Achmea werd daarom in het ongelijk gesteld. In de bijlage leest u de volledige uitspraak.