Van Rijn: ‘Persoonsvolgende bekostiging is mooi instrument voor cliëntgerichtheid'
Tijdens een Algemeen Overleg over de decentralisatie Wmo en de Wlz op 9 september 2015 heeft staatssecretaris Van Rijn kenbaar gemaakt dat hij persoonsvolgende bekostiging een mooi instrument vindt om cliëntgerichtheid te verbeteren. Die uitspraak is geheel in lijn met het Wlz-perspectief dat de VGN voorafgaande aan het debat per brief aan de kamerleden schetste.
Van Rijn reageerde op een veelvoud aan vragen met een aantal toezeggingen over onderzoeken en brieven over verschillende onderwerpen, waaronder zorgvernieuwing, administratieve lasten en de eigen bijdrage. Veel kamerleden maakten bezwaar tegen het positieve beeld dat de staatssecretaris in de voortgangsrapportage HLZ had geschetst en drongen aan op meer maatwerk. De onzekerheid waarin een groot deel van de cliënten in de Wmo nog verkeert, werd daarbij veelvuldig genoemd. Daarnaast riepen veel partijen op om meer bekendheid te geven aan de cliëntondersteuning.
In het debat kwam een deel van de punten aan de orde dat de VGN samen met Ieder(in) en de LSR in de bovengenoemde brief had aangedragen. Hieronder vindt u de belangrijkste onderwerpen waar de kamerleden aandacht voor vroegen.
Doorontwikkeling Wlz
De Kamer heeft gevraagd voortgang te maken met de vernieuwingsagenda, persoonsvolgende bekostiging en domeinoverstijgende samenwerking. De staatssecretaris heeft toegezegd deze onderwerpen in samenhang aan te pakken en hierover in november de Kamer te informeren. Persoonsvolgende bekostiging noemde Van Rijn dus ‘een mooi instrument dat cliëntgerichtheid zeer kan versterken. Hij gaf wel aan dat goed moet worden gekeken naar zowel de zorgcontinuïteit als de continuïteit van de infrastructuur. De staatssecretaris voorziet een forse discussie over de onzekerheid die persoonsvolgende bekostiging betekent voor aanbieders, vooral kleine aanbieders. Tot slot zegde hij in navolging van de kwaliteitsagenda verpleeghuizen een verbeteragenda voor de gehandicaptenzorg toe.
Toegang Wlz
Er is gesproken over de toegang tot de Wlz en het nog steeds niet beschikbare maatwerkprofiel voor cliënten die niet in een bestaand profiel passen. De staatssecretaris gaf aan dat er voor november een adviesaanvraag aan het Zorginstituut wordt gedaan. In november zal hij met een standpunt komen over het afwegingskader toegang Wlz, dat door het Zorginstituut is gemaakt. Over meerzorg volgt nog een brief waarin Van Rijn aangeeft hoe de procedure zal verlopen.
Administratieve lasten
Kamerleden gaven aan dat ze de inzet van de staatssecretaris op het gebied van administratieve lastenvermindering te mager vinden. Van Rijn heeft toegezegd voor de begrotingsbehandeling met een meer actieve aanpak te komen.
Cliënten in de Wmo
Veel kamerleden gaven aan dat de onzekerheid waarin zo’n 400.000 cliënten in de Wmo verkeren over de zorg die ze in 2016 krijgen, ongewenst is. Samen met cliëntenorganisaties en de VNG zal de staatssecretaris nagaan hoe informatievoorziening naar cliënten verbeterd kan worden. Daarnaast zal Van Rijn een brief aan de wethouders sturen over cliëntondersteuning. Er werden ook vragen gesteld over de kennis van gemeenten over bepaalde doelgroepen. Om hieraan tegemoet te komen is de staatssecretaris bezig om met de VNG de competenties op te stellen die in een wijkteam aanwezig zouden moeten zijn.
Er zijn veel opmerkingen gemaakt over de eigen bijdrage in de Wmo en het gevolg: cliënten die van zorg afzien. Van Rijn gaf aan dit te onderzoeken.
Kamerleden brachten verder in dat in veel gemeenten een visie op mantelzorg ontbreekt, terwijl dit een belangrijke pijler van de decentralisatie is. Hierover stuurt van Rijn in januari 2016 een brief naar de Kamer, met de stand van zaken rond de samenhang formele en informele zorg.
Tarieven Wmo
De staatssecretaris vindt dat er in de Wmo voldoende waarborgen zijn voor passende tarieven en deed hierover geen toezeggingen.