Toegang tot de Wmo

Gemeenten kunnen de toegang tot de Wmo naar eigen inzicht inrichten. Als een burger zich meldt met een ondersteuningsvraag, is er in de wet een verschil in de toegang tot algemene voorzieningen of tot een maatwerkvoorziening.

WMO en getekende poppetjes op groene achtergrond

De wet

Algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijk voor alle inwoners van een gemeente. Om hier gebruik van te maken, is geen uitgebreid onderzoek nodig. De gemeente dient voor een maatwerkvoorziening allereerst binnen zes weken na de melding te onderzoeken of de aanvrager er voor in aanmerking komt.

Dit onderzoek maakt duidelijk of de zelfredzaamheid en participatie van de burger kan verbeteren en het levert uiteindelijk een passende oplossing op. De gemeente is verplicht te onderzoeken wat iemand wil (persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren), watiemand zelf kan of kan met zijn omgeving (via een sociaal netwerk) en wat mantelzorgers aan extra ondersteuning nodig hebben.

Alleen als er geen andere oplossingen zijn - een algemene voorziening of een voorziening uit andere stelsels (Zorgverzekeringswet, Jeugdwet, Participatiewet, Passend onderwijs, Wlz) -  kan een maatwerkvoorziening worden verleend.

Voordat de gemeente een onderzoek begint, kan de burger zelf binnen een week na de aanvraag in een persoonlijk plan aangeven wat hij/zij wil en kan, wat de omgeving kan bijdragen en welke vorm van maatschappelijke ondersteuning het beste past. Gemeenten zijn verplicht burgers actief te wijzen op deze mogelijkheid en hun plan bij het eigen onderzoek te betrekken. Daarnaast hebben burgers recht op gratis onafhankelijke cliëntondersteuning. Uit het onderzoek moet onder andere naar voren komen of er een eigen bijdrage kan worden gevraagd.

Na afronding van het onderzoek kan de burger een aanvraag indienen voor een maatwerkvoorziening. De gemeente neemt binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing. Het is wettelijk geregeld dat burgers in bezwaar en beroep kunnen tegen deze beslissing. De gemeente onderzoekt periodiek of iemand nog steeds in aanmerking komt voor de voorziening waar hij gebruikt van maakt.

De praktijk

‘Naar eigen inzicht inrichten’ betekent bijvoorbeeld dat gemeenten zelf bepalen hoe burgers zich met een ondersteuningsvraag kunnen melden. Dit verschilt per gemeente. Er kan een loket worden ingericht, maar in veel plaatsen kunnen burgers zich ook melden bij een sociaal wijkteam. Ook de toegangscriteria voor een maatwerkvoorziening - wie doet het onderzoek en hoe wordt het uitgevoerd - kan per gemeente verschillen.

Veel gemeenten werken inmiddels volgens de uitgangspunten van de kanteling, waar het keukentafelgesprek ook onderdeel van uitmaakt. Het Kantelingprincipe beschrijft wat iemand zelf of in samenwerking met de directe omgeving kan en wanneer aanvullende ondersteuning door de gemeente nodig is. Dit is nu ook expliciet in de wet beschreven.

Tijdens het keukentafelgesprek wordt duidelijk of een verwijzing, een algemene voorziening of meer inzet van vrienden of vrijwilligers voldoende is om de ondersteuningsvraag op te lossen. Als dit niet zo is, voorziet een maatwerkvoorziening in een oplossing. Wat in de ene gemeente als een algemene voorziening wordt gezien, kan in een andere gemeenten als maatvoorziening worden aangeboden.

Het sociaal wijkteam zal naar verwachting een steeds grotere rol spelen in de toegang tot de Wmo, bijvoorbeeld in het keukentafelgesprek. De rol en bemensing van het wijkteam zal per gemeente anders worden ingevuld. De keuze voor een eigen bijdrage en de hoogte daarvan zullen naar verwachting ook verschillen. Dit kan voor sommige doelgroepen in de gehandicaptenzorg een (extra) drempel opwerpen voor ondersteuning vanuit de Wmo.

Betekenis voor de aanbieder

Gehandicaptenzorgaanbieders verliezen in de Wmo hun rol die ze bij de toegang tot de AWBZ speelden. Omdat de insteek erg verschilt van de AWBZ, is het belangrijk om cliënten goed op het keukentafelgesprek voor te bereiden. Ze zullen zelf hun grenzen moeten aangeven, of (en hoe) dit fluctueert, wat een sociaal netwerk nodig heeft om een rol te kunnen spelen en of een eigen bijdrage voor een extra drempel zorgt. Zorgaanbieders kunnen als (onafhankelijke) cliëntondersteuner bij het keukentafelgesprek aanwezig zijn.

De kennis van zorgaanbieders kan het verschil maken bij de bepaling van de ondersteuningsbehoefte van iemand met een beperking. Deze kennis kan op verschillende manieren worden ingezet en overgedragen aan gemeenten: door middel van training, advies bij een keukentafelgesprek of inzet van een expert. Omdat dit wettelijk niet is vastgelegd, moeten zorgaanbieders hier zelf afspraken over maken met de desbetreffende gemeente. 

Meer weten?

Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 2.1.3, 2.3

Factsheet Keukentafelgesprek

Handreiking VNG ‘Nieuwe doelgroep, ander gesprek’

Methoden voor gemeenten om toegang te verlenen tot de Wmo (met onder andere de participatieladder en zelfredzaamheidmatrix)

Wat mag en moet in de Wmo
Deze tekst is onderdeel van 'Wat mag en moet in de Wmo'. Hierin legt de VGN de wettekst van de Wmo aan de hand van tien thema's uit. Zie: www.vgn.nl/wmo/wat-mag-en-moet.