Seksuele voorlichting onderzocht
Wat is er aan voorlichtingsmateriaal beschikbaar voor mensen met een verstandelijke beperking? Hoe is het tot stand gekomen en werkt het? Dilana Schaafsma heeft dit onderzocht in opdracht van het Gouverneur Kremers Centrum en Lunet Zorg. Dit mondde uit in het proefschrift ‘Sexuality and Intellectual Disability; Implications for sex education’ waarop Schaafsma op 10 oktober promoveerde aan de Universiteit Maastricht.
Bekend is dat mensen met een verstandelijke beperking meer problemen ervaren op het gebied van seksualiteit dan anderen en vaker seksueel misbruikt worden. Dat heeft een grote invloed op de seksuele gezondheid en dus de kwaliteit van leven van mensen met een verstandelijke beperking. Voorlichting kan dit probleem mogelijk verkleinen.
Huidige voorlichting en voorlichtingsmateriaal
Het blijkt dat voorlichtingsmateriaal voor deze doelgroep in de praktijk wordt ontwikkeld en geïmplementeerd. Een theoretische basis ontbreekt en de effectiviteit wordt niet onderzocht. Van de 163 begeleiders van jongvolwassenen met lichte verstandelijke beperkingen in een instelling, geeft slechts 39% seksuele voorlichting, en meestal gebeurt dat nadat een probleem is ontstaan.
“Idealiter wil je dat seksuele voorlichting vanaf jonge leeftijd wordt gegeven, ook bij deze doelgroep. Het niveau binnen de groep is erg verschillend (...).Maar seksueel misbruik is een onderwerp waarover in principe iedereen op zijn eigen niveau voorgelicht zou moeten worden.” Begeleiders blijken vooral genegen om (reactief) voorlichting te geven als ze denken dat hun collega’s het belangrijk vinden, of de instelling waar ze werken. “Dat kun je dus beïnvloeden, door het binnen een instelling bespreekbaar te maken of beleid actief te implementeren.”
Stappenplan
Een manier om tot betere voorlichtingsmethodes te komen, is Intervention Mapping. Dat is een gestructureerd stappenplan, beginnend bij een probleeminventarisatie, het stellen van doelen, het identificeren van obstakels enzovoort. Een klein deel daarvan heeft de promovenda in dit proefschrift gedaan, maar het daadwerkelijke uitwerken tot een voorlichtingspakket dat voor de diverse niveau’s bruikbaar is, kost veel meer tijd. Ze hoopt de komende jaren subsidies te verwerven om seksuele voorlichtingsprogramma’s te kunnen ontwikkelen voor het speciaal voortgezet onderwijs.
“Omdat je dan aan de basis, preventief, voorlichting kunt geven. Dat is de eerste prioriteit. Ik hoop echt dat mijn onderzoek de praktijk ten goede gaat komen. Ik heb nu aan het onderwerp geproefd en ben er nog lang niet klaar mee.” Het betrekken van de doelgroep bij het ontwikkelen en testen, maar ook evalueren is cruciaal, zegt Schaafsma. Zelf sprak ze behalve met begeleiders en ontwikkelaars van bestaand voorlichtingsmateriaal, ook met twintig mensen met een lichte verstandelijke beperking. Dit gebeurde in het kader van een kwalitatief onderzoek dat hypotheses genereert en inzicht verschaft in de onderwerpen die belangrijk kunnen zijn voor toekomstig voorlichtingsmateriaal.