Overgangsregeling huishoudelijke hulp bij Wlz-zorg thuis
Bij de overgang van huishoudelijke hulp van gemeenten naar zorgkantoren, per 1 april, zijn er cliënten die te maken krijgen met een teruggang in het aantal uren huishoudelijke hulp. Dit is het geval wanneer de door gemeenten geboden omvang van huishoudelijke hulp geheel of gedeeltelijk niet past binnen het voor 2017 al ingerichte budget in mpt en pgb. De staatssecretaris vindt het niet wenselijk dat mensen abrupt te maken krijgen met een teruggang van huishoudelijke hulp en heeft daarom besloten om een overgangsregeling voor het jaar 2017 toe te staan waarbij in overleg met het zorgkantoor meer uren huishoudelijke hulp mag worden ingezet.
Met ingang van 2017 wordt huishoudelijke hulp voor Wlz-cliënten met een modulair pakket thuis (mpt) geleverd via het zorgkantoor vanuit de Wlz. Cliënten die al voor 1 januari 2017 een mpt hadden, kregen de huishoudelijke hulp via gemeenten vanuit de Wmo. Gemeenten hebben de huishoudelijke hulp voor die cliënten op 1 april 2017 overgedragen aan de zorgkantoren. Een deel van de cliënten met een pgb voor Wlz-zorg kreeg ook nog (budget voor) huishoudelijke hulp via de gemeente. Dit kan per 1 april 2017 worden stopgezet.
Het zorgkantoor verhoogt het mpt-Wlz met 2,5 uur per week voor huishoudelijke hulp. Huishoudelijke hulp omvat meer dan het schoonmaken van de woning. Het kan ook gaan om bijvoorbeeld het klaarmaken van maaltijden, strijken enzovoort. Ook cliënten die eerder geen huishoudelijke hulp kregen vanuit de Wmo, kunnen daar nu – binnen hun (opgehoogde) MPT budget – gebruik van maken.
Overgangsregeling bij teruggang in uren
Cliënten met een pgb of mpt die huishoudelijke hulp via de gemeenten kregen en vanaf 1 april 2017 niet goed uitkomen met de uren voor huishoudelijke hulp, kunnen in overleg met het zorgkantoor nog ongebruikte uren in het mpt of pgb inzetten voor huishoudelijke hulp (substitutie). Als zij geen ruimte meer hebben in hun mpt of pgb, en regelingen als ‘extra kosten thuis’ of ‘meerzorg’ niet van toepassing zijn, kan het zorgkantoor op grond van de overgangsregeling voor het jaar 2017 extra uren huishoudelijke hulp toekennen. Cliënten en zorgaanbieders kunnen hier direct over in gesprek gaan met het zorgkantoor. De staatssecretaris biedt de zorgkantoren de ruimte om meer zorg c.q. een hoger budget aan cliënten toe te kennen wanneer het totaal aan benodigde zorg niet past binnen het geïndiceerde zorgprofiel en andere regelingen zoals de regeling ‘extra kosten thuis’ of ‘meerzorg’ bij de cliënt niet van toepassing zijn.
Dit betekent dat cliënten en zorgaanbieders voor het jaar 2017 in overleg kunnen gaan met de zorgkantoren over het invullen van de zorg binnen het geïndiceerde zorgprofiel, indien de omvang van de huishoudelijke hulp niet binnen het mpt/pgb past. Deze maatregel zal met terugwerkende kracht tot 1 april 2017 via een aanpassing in de Regeling langdurige zorg worden geformaliseerd.
De overgangsregeling geldt met terugwerkende kracht van 1 april 2017 tot en met 31 december 2017 en zorgt ervoor dat een cliënt niet abrupt te maken krijgt met een teruggang van huishoudelijke hulp vanwege de overheveling van deze hulp van gemeenten naar de zorgkantoren.
In de loop van 2017 kunnen cliënten en zorgaanbieders vervolgens in overleg gaan met de zorgkantoren over het invullen van de zorg voor het jaar 2018 binnen het geïndiceerde zorgprofiel. De overgangsregeling geldt dan niet meer.
Praktische uitwerking en financiële gevolgen
Actiz en VGN zijn in overleg met ZN over de praktische invulling van deze overgangsregeling. Daarnaast hebben wij bij VWS aandacht gevraagd voor de consequenties van deze uitbreidingen van de aanspraak voor het budgettair kader. VWS heeft toegezegd deze gevolgen te monitoren.
Voor vragen over en ervaringen met de overheveling van huishoudelijke hulp, kunt u contact opnemen met Bianca Roos via broos@vgn.nl.