Op naar een beter werkende arbeidsmarkt

Het kabinet heeft het advies van de SER van 2 juni 2021 voor een beter werkende arbeidsmarkt in overleg met sociale partners uitgewerkt en zet het wetgevingstraject in gang. Dat heeft minister van Gennip van Sociale Zaken en werkgelegenheid (SZW) op 3 april de Tweede Kamer in een brief laten weten. Lees in dit artikel wat er gaat veranderen.

stapel muntjes waar een plantje op groeit

Meer inkomenszekerheid

De maatregelen moeten zorgen voor meer inkomenszekerheid voor specifieke groepen, bijvoorbeeld door een einde te maken aan voortdurende ketens van tijdelijke contracten. Voor werkgevers biedt het pakket aan maatregelen meer wendbaarheid in geval van crisis en ziekte.

Wat gaat er veranderen?

Keten van tijdelijke contracten

Op dit moment mogen in drie jaar drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten worden gesloten. Als er tussen deze contracten meer dan zes maanden tussentijd zit, kan een nieuwe keten van maximaal drie tijdelijke contracten starten. De tussenperiode zal, om draaideurconstructies tegen te gaan, een administratieve vervaltermijn van 5 jaar worden. Na drie aaneengesloten tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever, mag pas na vijf jaar een nieuw tijdelijk contract worden gesloten.

Oproepcontracten vervangen

Nul-urencontracten en min-maxcontracten met veel verplichte beschikbaarheid en weinig zekerheid op werk worden vervangen door basiscontracten. In het basiscontract moet een minimale werkgarantie worden geboden en de verplichte beschikbaarheid van een werknemer mag maximaal 130% van die garantie-uren bedragen. Van de 130% beschikbaarheid moet van tevoren worden vastgesteld op welke tijdstippen die kunnen vallen. Contracten met jaaruren (JUS) blijven mogelijk en staan los van het basiscontract. Er geldt een uitzondering voor scholieren en studenten met een bijbaan, zij kunnen nog blijven werken op basis van de huidige oproepcontracten.

Sneller zekerheid bij uitzendarbeid

Om werknemers meer zekerheid te bieden worden de verschillende fases voor uitzendarbeid verkort. De maximale duur van fase A wordt verkort van 78 naar 52 weken. De mogelijkheid om deze termijn bij CAO te verlengen vervalt. Fase B wordt verkort naar 2 jaar en maximaal 6 tijdelijke contracten.

Voorkomen schijnzelfstandigheid

In de eerdere Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n) heeft het kabinet aangegeven hoe zij de regelgeving rondom de beoordeling van arbeidsrelaties wil verduidelijken:

  • het inkleuren van de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 BW;
  • een civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief (mogelijk tussen de € 30,00 – 35,00);
  • handhaving op schijnzelfstandigheid op de korte termijn verbeteren en versterken.

Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen

Het uitgangspunt is om zzp’ers onder de kring van verzekerden te brengen. Een zzp’er dient zich standaard te verzekeren voor een uitkering van 70% van het laatstverdiende inkomen, tot een grens van 143% van het minimumloon. De uitkering bedraagt maximaal 100% van het minimumloon.

Crisisregeling personeelsbehoud

Er komt een Crisisregeling Personeelsbehoud (CP), dit was voorheen de deeltijd-WW. De regeling is gericht op het opvangen van crises en calamiteiten die buiten het reguliere ondernemersrisico vallen. Werkgevers kunnen hier enkel aanspraak op maken als zij minstens 20% minder werk hebben over de gehele onderneming. Bovendien geldt de CP alleen voor tijdelijke crisissituaties, waarbij een bedrijf maximaal zes maanden gebruik kan maken van de regeling en verlenging van deze termijn niet mogelijk is.

Werkgevers krijgen de mogelijkheid om werknemers tijdelijk in een andere functie of op een andere locatie te laten werken of om werknemers tijdelijk minder (minimaal 20%) te laten werken. Voor de uren dat er minder gewerkt wordt, kan gebruik gemaakt worden van een tegemoetkoming. De hoofdlijnenbrief sprak hierbij nog van een ‘deeltijd-WW’. Het kabinet acht het echter niet wenselijk om de WW-rechten van werknemers aan te tasten in tijden van crises.

Loondoorbetaling en re-integratie kleine en middelgrote werkgevers

Werkgevers zijn bij ziekte van een werknemer verantwoordelijk voor de loondoorbetaling en re-integratie van de medewerker gedurende 104 weken. Werkgevers tot en met 100 werknemers krijgen voortaan na een jaar ziekte de mogelijkheid de re-integratie-inspanningen te richten op werk buiten de organisatie (tweede spoor) als werkgever en werknemer hier beiden mee akkoord gaan. Is er geen overeenstemming dan kan de werkgever het UWV laten toetsen of het de verwachting is dat de werknemer die reeds deels aan het werk is in de komende 13 weken zal herstellen voor het eigen (aangepaste) werk. Is er geen herstelverwachting binnen 13 weken dan kan de re-integratie bij de eigen werkgever worden afgesloten. Voor grotere werkgevers blijven de huidige re-integratieverplichtingen gelden. Zij hebben meer mogelijkheden om in de eigen organisatie passend werk te creëren voor werknemers die aan het re-integreren zijn.

Lage WW premie

Ook de premiedifferentiatie WW wordt aangepast. De huidige oproepcontracten vallen onder de hoge WW-premie. Het nieuwe basiscontract valt onder lage WW premie mits er sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Verder is nu bij vaste contracten overwerk tot en met 30% van het aantal uren mogelijk onder de lage WW-premie. Bij een hoger percentage dan 30% overwerk is er sprake van een hoge WW-premie. Uitzondering hierop zijn voltijdscontracten van 35 uur of meer. Deze grens wordt verlaagd naar 30 uur. Hierdoor hoeven werkgevers minder snel met terugwerkende kracht de hoge WW-premie te betalen.

Vervolg

Minister Van Gennip is voornemens de benodigde wetgeving rond de zomer in internetconsultatie te brengen, zodat zij deze in het voorjaar van 2024 aan de Tweede Kamer kan aanbieden.

Deze pagina is een onderdeel van