Meer aandacht voor ervaringsdeskundigheid in de geactualiseerde versie van het Kwaliteitskader
Kwaliteitsrapporten zijn té standaard, visitaties té formeel en reflecties te veel een instrument. Het geactualiseerde Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg wordt daarom minder instrumenteel, moet beter aansluiten op de praktijk en er komt meer aandacht voor ervaringsdeskundigheid. Dat werd duidelijk tijdens de bijeenkomst ‘Op weg naar een geactualiseerd kwaliteitskader’ dat de VGN in opdracht van de landelijke Stuurgroep Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg organiseerde op dinsdag 8 maart. Ook kwamen er nieuwe namen voor het kwaliteitskader voorbij: kwaliteitskompas en kwaliteitsruimte.
Sluitstuk van een actualisatietraject
Wat verandert er in de nieuwe versie van het kwaliteitskader en hoe kunnen we het werken met het kwaliteitskader verder optimaliseren? Die vragen stonden centraal tijdens de bijeenkomst op 8 maart. Het was het sluitstuk van een langere periode waarin USBO Advies van de Universiteit Utrecht een voortgangsonderzoek uitvoerde naar het kwaliteitskader en aanbevelingen deed voor een actualisatie. Op basis van die aanbevelingen is de Stuurgroep Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg, die eigenaar van het kwaliteitskader is, samen met haar achterban aan de slag gegaan. Zo ontstonden concrete ideeën over wat wel en niet aan te passen.
Beter werken met het kader
Dagvoorzitters van de bijeenkomst waren Annemarie van Dalen (bestuurder bij zorgorganisatie Odion en VGN-bestuurslid) en Caron Landzaat (medewerker van VGN en het LFB en ervaringsdeskundige). Zij gingen met studiogasten in gesprek over de inhoud van het kwaliteitskader en het werken met het kader. Als eerste schoof Pauline Meurs aan, voorzitter van de stuurgroep. Zij vertelde wat er wel en niet verandert in de nieuwe versie van het kwaliteitskader.
‘Geen nieuw kader, maar oppimpen’
Meurs begon met een belangrijke conclusie van USBO. ‘We gaan geen nieuw kwaliteitskader maken, maar het huidige kader actualiseren. Oftewel oppimpen. Vooral het écht werken met het kwaliteitskader is belangrijk.’ De focus van het kader blijft dus onveranderd, gaf de voorzitter aan. ‘Dat wil zeggen: de kwaliteit van bestaan staat centraal. Het gaat over regie over eigen leven en het zorgproces rond de individuele cliënt. Ook de focus op de dialoog, het leren en verbeteren en het betrekken van cliënten(raden) en vertegenwoordigers van cliënten in de kwaliteitscyclus blijft van groot belang.’
Taal moet beter aansluiten op de praktijk
Meurs besprak in totaal tien punten die binnen de actualisatie van het kwaliteitskader aandacht krijgen. Taal bijvoorbeeld. ‘We gebruiken te veel formele termen die weinig ruimte bieden om op eigen wijze met het kader om te gaan. We willen de taal beter laten aansluiten op de praktijk.’ De geactualiseerde versie wordt minder instrumenteel, gaf ze aan. Kwaliteitsrapporten zijn té standaard geworden, visitaties te formeel en reflecties zijn teveel een instrument. ‘Het is te veel afvinken geworden. We willen meer nadruk leggen op ontwikkeling, op eigen werkwijzen en het bespreken van dilemma's.’
Twee hete hangijzers
In de geactualiseerde versie van het kwaliteitskader komt er meer aandacht voor essentiële randvoorwaarden, zoals begeleiding om het proces van reflectie te bewaken. Meer aandacht voor teamontwikkeling als onderdeel van professionaliseren, inclusief het opleiden van medewerkers. Meer aandacht voor de ontwikkeling van medewerkers in relatie tot de groeiende tekorten op de arbeidsmarkt. En er komt in het geactualiseerde kwaliteitskader een verbinding met het proces van richtlijnontwikkeling. ‘Dat staat nu volledig los van het kwaliteitskader. Wat er in de sector aanwezig is aan kennis op basis van actuele wetenschappelijke inzichten en interventies, zou beter benut kunnen worden door professionals in de sector’, vertelde Meurs. Ook stond de voorzitter van de stuurgroep stil bij twee hete hangijzers waarover nog geen consensus is bereikt. De frequentie van de kwaliteitsrapporten en het verbreden van de reikwijdte van het kwaliteitskader.
‘We zijn op een andere manier naar kwaliteit gaan kijken. Daar mogen we trots op zijn.’
Een voorbeeld in de zorg
Na de presentatie van Meurs, was er een tafelgesprek met Martin Boekholdt (voormalig voorzitter van de Stuurgroep en lid van de begeleidingscommissie die bij het USBO-onderzoek betrokken was), Jidske Diekerhof (kwaliteitsmedewerker van het Zilveren Kruis) en Pien Neve (persoonlijk begeleider in de gehandicaptenzorg). Boekholdt gaf aan trots te zijn dat de gehandicaptensector een doorbraak heeft bereikt in het kwaliteitsdenken in de zorg. Dat werd met de komst van het kwaliteitskader vijf jaar geleden ingezet en wordt nu in de actualisatie doorontwikkeld. ‘We zijn op een andere manier naar kwaliteit gaan kijken. Niet meer dat passieve, niet meer het afvinken, maar kwaliteitsontwikkeling direct bij de cliënt en bij de medewerker. We zijn een voorbeeld voor de zorg geworden.’ Boekholdt deed ook een oproep naar aanleiding van de conclusie van USBO dat het kwaliteitskader wel ruimte geeft, maar die ruimte in de praktijk te weinig gezien en gevoeld wordt. ‘De ruimte is er. Gebruik die. Pak je eigen kansen, want er mag veel meer dan je denkt.’
Geen jaarlijks kwaliteitsrapport?
Nadat Boekholdt de frequentie van de kwaliteitsrapporten had aangestipt - ‘zijn het jaarlijkse foto’s die op elkaar lijken of slaag je erin een film te tonen waarin de ontwikkeling van waar je samen mee bezig bent, zichtbaar is?’ - kreeg tafelgenoot Diekerhof de vraag wat zorgkantoren ervan vinden als de frequentie van de kwaliteitsrapporten wordt aangepast. Zij vertelde dat zorgkantoren de kwaliteitsrapporten graag willen laten aansluiten op de cycli van jaarplannen binnen organisaties. ‘Voor ons hoeft er niet elk jaar een kwaliteitsrapport geschreven te worden als dat niet nodig is.’
Betere aansluiting van beleid en praktijk
Pien Neve, persoonlijk begeleider, gaf aan dat de kwaliteit van zorg en de kaders zoals die beschreven staan in het kwaliteitskader, best abstract zijn voor zorgmedewerkers die elke dag weer met mensen werken. ‘Werken met het individu vat je niet in een standaard format. We hebben ruimte nodig voor maatwerk. Ik word er blij van dat de actualisatie van het kader zich beter richt op die ruimte. Hoe maken we een plan op maat voor degene die zorg ontvangt?’ En: ‘Voor ons als medewerkers, maar ook voor ouders en cliënten is het niet heel relevant wat er in een ondersteuningsplan staat, maar veel relevanter wat we aan het doen zijn, hoe we elkaar kunnen horen. Het is fijn als beleid en praktijk wat meer op elkaar aansluiten.’
Behandel iedereen zoals je zelf behandeld wilt worden
De bijna 250 online deelnemers werden vervolgens over dertien verschillende werksessies verdeeld waar zij een uur lang met elkaar verder spraken over het werken met het kader en de aanbevelingen die USBO deed: het zorgproces rond de individuele cliënt, cliëntervaringen, reflecteren, rapporteren, sectorleren, visitatie, de cliënt centraal en de kracht van de professional. Boeiende gesprekken, zo bleek uit de terugkoppeling. Bij vier werksessies was een toehoorder aangesloten om een online terugkoppeling te geven. Chris Kuiper (bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de begeleidingscommissie onderzoek USBO) nam deel aan de sessie ‘de cliënt centraal’. De belangrijkste conclusie van deze sessie was: behandel iedereen zoals je zelf behandeld wilt worden. ‘De rol van de cliënt is best vaak onderschat’, gaf Kuiper aan. ‘Misschien moeten we de cliënt wel helemaal niet centraal zetten, maar juist de cliënt en de medewerker gelijkwaardig aan elkaar positioneren. Maak gebruik van ervaringsdeskundigen en laat als begeleider ook iets van jezelf zien.’
‘Wanneer spreek je over medewerker en wanneer over professional?’
Professionaliseren on the job
Roland Bal (Professor Erasmus School of Health Policy & Management en lid van de begeleidingscommissie onderzoek USBO) schoof aan bij de sessie ‘in je kracht als professional’. In deze sessie werd vastgesteld dat taal heel belangrijk is. Wanneer spreek je over medewerker en wanneer over professional? In de discussie over de ontwikkeling van de professionaliteit van medewerkers (bijvoorbeeld expertiseontwikkeling en medezeggenschap) kwam ook een dilemma naar voren, gaf Bal aan: ‘Uiteindelijk moeten gewoon de roosters gevuld worden en het werk gedaan. Is er wel tijd voor al die ontwikkelingen op gebied van professionaliteit?’ Vanuit de werksessie kwam de tip om meer na te denken over professionaliseren on the job.
Hoe leren beleidsmakers eigenlijk zelf?
In de werksessie waar Annemiek Stoopendaal (Assistent Professor Erasmus School of Health Policy & Management en onderzoeker Sectorbeeld en Spiegelbeeld) als toehoorder aanwezig was, ging het over sectorleren. ‘Wat is leren en hoe leren we in de sector? Er is een grote kloof tussen papier en praktijk. Leren gebeurt niet door te lezen, maar gebeurt meer in gesprek en in het nadenken. Een kwaliteitsmedewerker kan in geval van een incident onderzoek doen en een rapport schrijven, maar het helpt veel meer om het incident met het team te onderzoeken en bespreken.’ En: ‘Hoe leren beleidsmakers en richtlijnontwikkelaars eigenlijk zelf? Wat is hun reflectie?’ Tot slot was er ook een tip. ‘De sector is heel creatief in het bedenken van mooie initiatieven om met cliënten tot ontwikkeling en tot bloei te komen. Pas die creativiteit ook toe op de ontwikkeling van medewerkers.’
Hoe voer je een goed gesprek?
VGN-beleidsadviseur Marion Kersten gaf een terugkoppeling over de werksessie ‘het zorgproces rond de individuele cliënt: het goede gesprek’. ‘Als je een goed gesprek wilt voeren, heb je de juiste mensen nodig’, gaf Kersten aan. ‘Dan gaat het om de cliënt, vertegenwoordiger, begeleider en professionals, maar kijk eens verder. Zijn er nog andere mensen die een bijdrage kunnen leveren? Daarnaast is een veilige omgeving nodig om een goed gesprek te kunnen voeren. Een omgeving waar ruimte en openheid is, waar het tempo is aangepast aan de gespreksdeelnemers, waar je kunt omgaan met verschillende opvattingen en waar je zorgt dat iedereen tot recht kan komen. Hoe zorgen we ervoor dat de menselijke maat weer voorop komt te staan?’ Deze en andere aanbevelingen uit de sessie worden meegenomen in het actualisatie proces van de handreiking ondersteuningsplannen.
‘Wat een fantastische sector’
In het afsluitende studiogesprek schoven Pauline Meurs (voorzitter van de Stuurgroep) en Frank Bluiminck (VGN-directeur) bij de dagvoorzitters Van Dalen en Landzaat aan tafel aan. ‘Wat een fantastische sector hebben we toch en wat een rijke oogst hebben we vandaag opgehaald’, zei Bluiminck na het volgen van de bijeenkomst. ‘Juist in een tijd waarin budgetten onder druk staan en de arbeidsmarkt krap is, is het belangrijk om niet te tornen aan het kwaliteitskader, maar daar juist vol trots en met lef en liefde aan blijven werken. Dat het kwaliteitskader (of kwaliteitskompas of kwaliteitsruimte) ons gaat helpen om de vraagstukken van de toekomst aan te gaan, in plaats van dat het ons in de weg staat.’
Benutten van ervaringsdeskundigheid
Meurs benoemde als rode draad van de dag de inzet van ervaringsdeskundigheid. ‘Daar hebben we in het huidige kader te weinig op ingezet. Die deskundigheid moet niet alleen in gesprekken met cliënten en verwanten naar voren komen. Ervaringsdeskundigen hebben veel kennis en zijn hele belangrijke makelaars en verbindingsofficieren binnen organisaties. Daar mogen we veel meer zorg en aandacht aan besteden.’ Bluiminck sloot aan: ‘Die woorden zijn uit mijn hart gegrepen. We hebben in onze sector de eerste ervaringen met ervaringsdeskundigheid, maar er is nog een wereld te winnen. Het is zo belangrijk dat gesprekken evenwichtig en gelijkwaardig plaatsvinden. Het grootste gevaar in organisaties is routinisering en instrumentalisering. Daarmee gaat de kleur uit de organisatie. Ervaringsdeskundigheid is daar misschien wel het beste wapen tegen. Een middel om terug te gaan naar dat waar het eigenlijk om gaat: het menselijke en het sociale.’
Meer informatie
De plenaire gedeeltes van de bijeenkomst zijn terug te kijken via deze link.
-
De presentatie van Pauline Meurs is te bekijken vanaf minuut 2:18
-
Het tafelgesprek met Martin Boekholdt, Jidske Diekerhof en Pien Neve is te bekijken vanaf minuut 23:10
-
De terugkoppeling van Chris Kuipers over de sessie ‘de cliënt centraal’ is te bekijken vanaf minuut 49:30
-
De terugkoppeling van Roland Bal over de sessie ‘in je kracht als professional’ is te bekijken vanaf minuut 54:15
-
De terugkoppeling van Annemiek Stoopendaal over de sessie ‘sectorleren’ is te bekijken vanaf minuut 59:45
-
De terugkoppeling van Marion Kersten over de sessie ‘het zorgproces rond de individuele cliënt: het goede gesprek’ is te bekijken vanaf minuut 1:05:16
-
Het tafelgesprek met Pauline Meurs en Frank Bluiminck is te bekijken vanaf minuut 1:09:28
Het USBO-rapport met de conclusies en aanbevelingen is onderstaand te downloaden. In dit artikel lees je daar meer informatie over.
Het geactualiseerde Kwaliteitskader moet in de tweede helft dit jaar afgerond zijn. Dan wordt er tevens een afsluitende conferentie georganiseerd over het werken met de geactualiseerde versie. Meer informatie daarover volgt.