Een belangrijke dag voor ouders met een verstandelijke beperking
Ouders met een verstandelijke beperking wiens functioneren het meeste zorgen baart, hebben baat bij opvoedondersteuning met de video-feedback interventie VIPP-LD. Dit zijn de ouders met een laag sociaal aanpassingsvermogen. Een van de bemoedigende conclusies uit het promotieonderzoek van GZ- en klinisch psycholoog Marja Hodes aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Een belangrijke dag voor ouders met een verstandelijke beperking en hun kinderen: 8 februari 2017. Het ging over hen op een mini-conferentie en daarna bij de openbare verdediging van het proefschrift van Marja Hodes over het effect van ondersteuning op opvoedvaardigheden van ouders met een verstandelijke beperking of leermoeilijkheden.
Acht jaar werkte Hodes intensief aan haar onderzoek dat ze deed in het consortium ‘Wat Werkt voor ouders met verstandelijke beperkingen?’ waarin ook tien verschillende zorgaanbieders deelnamen, zoals ASVZ, de werkgever van Hodes.
Voor de totale onderzoeksgroep van ouders met hun kinderen (leeftijd 1-7 jaar) is geen verbetering te zien na het inzetten van VIPP-LD. Dan gaat het om de eigenschappen sensitiviteit en harmonie in de interactie tussen ouder en kind. Maar voor het deel ouders met een laag sociaal aanpassingsvermogen dus wel. De opvoedinterventie zorgde binnen de gehele groep ouders wél voor een daling van de opvoedstress, ongeacht het niveau van functioneren.
Het onderzoek van Hodes begon met het aanpassen van de bestaande VIPP-SD: Videofeedback Intervention for Positive Parenting with the focus on Sensitive Discipline, ontwikkeld door Femmie Juffer en haar collega’s van het Centrum voor Gezinsstudies van Universiteit Leiden. Het principe is simpel: je filmt opvoedsituaties en kijkt deze samen terug met de ouders. Hierdoor leren ouders om het perspectief van het kind te zien, ontwikkelen zij meer empathie en dat maakt hen sensitiever: beter in staat de signalen van hun kind op te vangen en te interpreteren zodat ze er goed op kunnen reageren.
De effectiviteit van VIPP-SD is in de afgelopen twintig jaar uitgebreid onderzocht en het oordeel is: ‘effectief volgens sterke aanwijzingen’. Hodes koos deze interventie dus niet voor niets voor haar onderzoek. Maar er waren wel aanpassingen nodig om hem geschikt te maken voor mensen met een verstandelijke beperking. Zo is er meer herhaling ingebouwd en meer tijd voor het aanleren en begrijpen van complexe cognitieve vaardigheden zoals ‘het standpunt van het kind innemen’. Ook werd gewerkt met concrete opvoedproblemen die de ouders zelf aangaven en een 'ontdekboek' met foto’s als visuele reminder. De naam van de interventie werd aangepast: VIPP-Learning Difficulties.
Vervolgens werden de deelnemende ouder-kind combinaties in twee groepen verdeeld. Een groep kreeg gebruikelijke ondersteuning en de andere groep kreeg VIPP-LD én de gebruikelijke ondersteuning. Daarbij werden drie metingen verricht: een voor de interventie en twee erna.
Tijdens de verdediging van haar proefschrift kreeg Hodes veel lof toegezwaaid door haar collega’s uit de academische wereld. Maar ze hebben ook kritische noten en advies, zoals dat hoort bij een promotie. Een deel van de mensen die aan tafel zat, sprak ook tijdens de mini-conferentie voorafgaand aan de promotie. Zoals Femmie Juffer. Haar tip is om de meerst en minst succesvolle interventies te analyseren en vergelijken. Als idee voor doorontwikkeling van VIPP-LD oppert ze om meer te doen met de video's van succesvolle opvoedmomenten. Zoals ze toevoegen aan het ontdekboek van de ouders zodat ze deze keer op keer kunnen bekijken. Een idee dat Hodes zelf ook al had en omarmt.
De Australische hoogleraar Gwynnyth Llewellyn van de universiteit van Syndey maakt zich sterk voor inclusief onderzoek waarbij de groep ouders met een verstandelijke beperking niet los wordt bekeken maar samen met ouders zonder verstandelijke beperking. Je krijgt daardoor volgens Llewellyn meer zicht op welke factoren een relatie hebben met de verstandelijke beperking en welke niet.
De resultaten zijn niet dusdanig eenduidig dat ze meteen kant en klare antwoorden voor de praktijk opleveren. Het werkgezelschap Kinderwens en Ouderschap organiseert in ieder geval op 10 oktober 2017 een conferentie om het daarover te hebben. Een kenniskring van het werkgezelschap gaat dat voorbereiden.
Bijgevoegd is een presentatie door Carlo Schuengel (afdeling Ontwikkelingspedagogiek Vrije Universiteit) hield op de miniconferentie over trends in onderzoek naar ouders met een verstandelijke beperking.