AVG's mogen per 1 februari weer geneeskundige verklaringen afgeven bij opname en verblijf cliënten op grond van wet Bopz
Op 1 februari 2014 treedt een wijziging van de wet Bopz in werking en wordt een omissie hersteld. Sinds de uitspraak van de Hoge Raad van 27 januari 2012, mochten artsen voor verstandelijk gehandicapten (AVG) geen geneeskundige verklaringen meer afgeven voor cliënten met een verstandelijke beperking voor opname en verblijf op grond van de wet Bopz. De Hoge Raad sprak namelijk uit dat op grond van de wet Bopz alleen psychiaters deze geneeskundige verklaringen mogen afgeven.
Het ministerie van VWS achtte dit een omissie en heeft deze hersteld met genoemde wetswijziging. Haar motivering was als volgt:
"Voor wat betreft de ggz – waarvoor de wet Bopz oorspronkelijk tot stand is gekomen – zijn psychiaters het meest ter zake kundig om te beoordelen of iemand is gestoord in zijn geestvermogens, en of deze persoon gevaar veroorzaakt dat opname rechtvaardigt. In de praktijk blijkt echter voor mensen met een verstandelijke handicap of een psychogeriatrische aandoening, een psychiater niet altijd de meest ter zake kundige te zijn. Dat voor deze groep een psychiater moet worden ingezet (zie het arrest van de Hoge Raad van 27 januari 2012 (nr. 11/05085, LJN BV2028), is niet in overeenstemming met de doelstelling van de wet om een zorgvuldige procedure bij opname te waarborgen. Juist waar het gaat om het grondrecht op fysieke vrijheid, is het van groot belang altijd een ter zake kundige de beoordeling van de desbetreffende patiënt uitvoert".
Dit betekent dus dat vanaf 1 februari a.s. AVG's weer geneeskundige verklaringen kunnen afgeven voor cliënten met een verstandelijke beperking bij opname en verblijf op grond van de wet Bopz.