Kennis als samenspel

Kennis uit methoden is belangrijk, maar op de werkvloer moet het gebeuren. Jeroen Zomerplaag onderzocht hoe bij Philadelphia nieuwe inzichten zo goed mogelijk kunnen worden toegepast. ‘Kennis met een kleine k heb je ook nodig.’

Bij de invoering van nieuwe methodieken wordt vaak alleen kennis uit boeken gebruikt. En dat terwijl de kennis en intuïtie van de mensen op de werkvloer minstens net zo belangrijk is. Dat is de kern van het onderzoekswerk van Jeroen Zomerplaag. Bij Philadelphia onderzocht hij de praktijk van de nieuwe ondersteuningsmethode Mijn Netwerk.

De muren van de woonkamer van Carolien van Rijsbergen moeten champagnekleurig worden. En ze wil een laminaatvloer en nieuwe meubels. ‘Ik heb al folders verzameld, dan kunnen we kijken wat het allemaal kost. Dat vond jij een goed idee hè Wilma?’ Begeleider Wilma Alberts knikt. ‘Zeker. En ik zie dat je ook een folder hebt gehaald van een vrijwilligerscentrale die je kan helpen met het klussen in huis. Heel goed.’
Van Rijsbergen woont met haar man in Apeldoorn. Beiden hebben een verstandelijke beperking en zij heeft bovendien epilepsie. Alberts is hun ambulant begeleider bij Philadelphia. De ambulante begeleiding is één van de onderdelen van de ondersteuningsmix Mijn Netwerk. Cliënten kiezen daaruit wat ze prettig en nodig vinden. Zo maken de Van Rijsbergens verder gebruik van DigiContact. Wekelijks bespreekt de man van Carolien via beeldbellen met een iPad zijn ondersteuningsvragen en elke avond krijgen ze nog een telefoontje zodat Carolien niet vergeet om haar medicijnen te slikken. En als Carolien een toeval heeft, belt haar man in bij DigiContact zodat zij kunnen meekijken. Daarnaast gaan Carolien en haar man af en toe eten bij een ontmoetingsplek in Apeldoorn. Daar kunnen ze ook cursussen volgen, bijvoorbeeld over koken, huishouden, of omgaan met de buren.

Omschakeling

Voor de ambulant begeleiders was de omschakeling naar Mijn Netwerk een heel grote. Waar ze eerst op vaste tijden bij cliënten kwamen, is nu de vraag van de cliënt leidend. Alberts: ‘Er was onrust onder medewerkers toen Mijn Netwerk in 2015 geïntroduceerd werd. We zaten al in een enorme verandering vanwege de invoering van de Wmo, er vielen ontslagen. En er werd niet altijd goed gecommuniceerd waaróm Mijn Netwerk nu zo goed was. Natuurlijk was het een goed concept, maar er was op dat moment toch ook een andere component: die van de bezuiniging. En wij waren degenen die aan de cliënt moesten vertellen dat het anders zou gaan, terwijl we zelf nog niet wisten hoe we het dan gingen oppakken.’
De omschakeling naar Mijn Netwerk zorgde bij een aantal medewerkers voor handelingsverlegenheid. En daar deed Jeroen Zomerplaag onderzoek naar. Hij is manager Zorgbeleid, Kwaliteit & Veiligheid bij het cluster Werk & Begeleiding van Philadelphia. En hij promoveerde onlangs op een onderzoek over Kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg, De betekenis van het samenspel tussen kennis met een grote en een kleine k voor het omgaan met handelingsverlegenheid.

Boekjesfabriek

Het fenomeen kennis is een rode draad in het leven van Zomerplaag. Hij schreef er zijn afstudeerscriptie over en hij werkte jaren bij kenniscentrum Vilans. ‘We werden daar wel eens gekscherend de boekjesfabriek genoemd. Omdat we allerlei methodieken voor professionals ontwikkelden die vervolgens op de plank belandden. Daarom zijn we ons later ook gaan bezighouden met de implementatie van kennis.’
En dat bleek nog niet zo eenvoudig. ‘Dan hadden we een methodiek op twee locaties geïmplementeerd en dachten we: dat verspreidt zichzelf wel. Maar dat gebeurde niet.’ Het maakte dat Zomerplaag zich steeds vaker afvroeg: hoe verbinden we nu kennis en praktijk? En zijn conclusie was: in ieder geval níét door het zoveelste model voor implementatie te maken. Want als je goed kijkt, zie je dat al die modellen op elkaar lijken.

Handelingsverlegenheid

Zomerplaag gaat in zijn visie uit van twee soorten kennis. De eerste is kennis met een grote k die methodisch en vastgelegd is. Dat is de kennis zoals bijvoorbeeld universiteiten die produceren. Daarnaast is er kennis met een kleine k, dat is de kennis die mensen voortdurend opdoen, die ze zelf ontwikkelen, die gebaseerd is op ervaring en die zich scherpt door interactie. Die kennis is continu in beweging. ‘Mijn stelling is dat je een samenspel nodig hebt tussen die twee vormen van kennis om de verbinding met de praktijk te maken. Alle implementatie is nu gericht op kennis met een grote k, dat is gestolde kennis en altijd een reductie van de werkelijkheid. Je hebt de kleine k ook nodig. De grote k moet helpen om de kleine k te ontwikkelen.’
Vanuit dit perspectief onderzocht Zomerplaag de kloof tussen kennis en praktijk. Want hoe kan het dat er enerzijds steeds meer kennis is over de aard van beperkingen, het ontstaan ervan en de manier van ondersteunen, terwijl anderzijds medewerkers handelingsverlegenheid ervaren? Zomerplaag analyseerde observaties van situaties met cliënten van wie medewerkers vooraf aangaven dat ze niet goed raad met hen wisten. Daarnaast interviewde hij begeleiders die vaak werken in ingewikkelde situaties, bijvoorbeeld met cliënten met zeer moeilijk verstaanbaar gedrag.

Intuïtie is ook kennis

Uit dat eerste onderzoek kwamen twee patronen naar voren van gedrag in ingewikkelde situaties. ‘Sommige medewerkers werden ongemakkelijk, maar lieten dat niet blijken. Ze gingen defensief gedrag vertonen. Zij gingen bijvoorbeeld instructies centraal stellen of de verantwoordelijkheid voor de situatie bij een ander leggen. Andere mensen zijn nieuwsgierig naar wat er onder de oppervlakte gebeurt. Zij kijken niet alleen naar de beperking van een cliënt, maar naar al zijn eigenschappen; positief en negatief. Dan ontstaan nieuwe invalshoeken en blijven mensen uit de handelingsverlegenheid.’
Zomerplaag ontdekte dat de mensen uit de tweede groep kennis stuk voor stuk belangrijk vinden. ‘Ze lazen veel en volgden opleidingen. Maar als ik dan vroeg: wat heb je daaraan in de praktijk, dan wisten ze daar geen antwoord op. In de praktijk gebruiken we vooral ons gevoel en intuïtie, zeiden ze. Aan de hand van theorie over kennis heb ik geprobeerd de uitkomsten van de observaties en interviews verder te verdiepen. Ik ontdekte dat kennis gezien kan worden als iets dat zich ontwikkelt in interacties. Je intuïtie ontwikkelt zich ook door interacties en beschouw ik daarom als kennis.’

Kwetsbaar

Inmiddels maakte Zomerplaag in zijn carrière de overstap van Vilans naar Philadelphia, waar op dat moment juist de implementatie van Mijn Netwerk was gestart. ‘Ik was enthousiast over de ideeën achter Mijn Netwerk, maar zag ook weerstand bij de medewerkers. We spraken elkaar daarover en zo ontstond het idee van het praktijkonderzoek naar de vraag hoe je kennis met een kleine en grote k met elkaar verbindt.’
Dat praktijkonderzoek hing samen met wat psychoanalytica Jessica Benjamin schreef over hoe mensen reageren in kwetsbare situaties. ‘Ze gaan boven de ander staan. Of ze maken zich juist klein en idealiseren de ander. Dat kan ook gebeuren tussen cliënt en medewerker en tussen medewerker en manager. Om het patroon te doorbreken, moet iemand het initiatief nemen. Dat kan niet anders dan door jezelf kwetsbaar op te stellen. Ik probeerde daarom met medewerkers een ruimte te creëren waar iets gemeenschappelijks ontstaat, waar erkenning is voor wat moeite kost en waar we dingen anders of beter konden doen. We hebben allemaal een opdracht geformuleerd die te maken had met verandering. En ons vervolgens afgevraagd: wat breng dit bij mij of de ander teweeg?’

Overbodig

Alberts was een van de medewerkers die meedeed aan het onderzoek. Zij boog zich over het verder ontwikkelen van de ontmoetingsplek. ‘Er waren allerlei vragen. Wat is dat eigenlijk, dat ontmoeten? En hoe ga je om met andere doelgroepen die daar ook komen, mensen die verward of eenzaam zijn? Het zijn uitdagende vragen. Ik merk dat het helpt om te overleggen met anderen zoals het management en mensen van andere organisaties. Als je met elkaar op zoek gaat, zijn mensen eerder geneigd om mee te denken. Dan wordt het een samenspel.’

Ook Jacco Geuze, begeleider in Middelburg, deed mee aan het onderzoek. ‘Ik was positief over het idee van Mijn Netwerk: het is gericht is op de eigen mogelijkheden en de samenleving. Ik had eerder al trainingsdagen over de gevolgen van de Wmo gevolgd. De vraag hoe je jezelf als begeleider overbodig maakt, werd daar ook gesteld. Dat is natuurlijk confronterend, ben je dan je baan kwijt? Tegelijkertijd kreeg ik ook het inzicht dat onze invloed sowieso nooit zo groot was: die van de familie en de wijk waarin mensen wonen, is veel groter. Mijn invloed als professional is niet groter dan die van bijvoorbeeld de huisarts. Ik ben dus niet zo belangrijk als ik altijd dacht. Ik moet versterken waar de meeste invloed is.’

Ontmoetingsplek

Geuze praatte veel met zijn cliënten over de invoering van Mijn Netwerk. ‘Ik zei: we blijven je  begeleiden, maar je moet meer zelf doen. En ik heb het open gegooid: je krijgt van je gemeente twee uur per week begeleiding. Wat wil je dat we daarmee doen? Cliënten hebben er niet zo veel aan als ik het vervelend vind. Als ik het omarm en vertrouwen uitstraal, dan werkt dat veel positiever. Nu we twee jaar verder zijn, merk ik dat mijn werk boeiender geworden is. We houden bijvoorbeeld twee keer per week een open tafel in onze ontmoetingsplek. Het is zo gemakkelijk om cliënten dan even te zien, bij te praten en te bepalen dat er iets anders of extra’s nodig is. Ik zie ook dat cliënten meer regie pakken en zo als mens een waardevoller bestaan hebben.’
Hans van Emst is daar een mooi voorbeeld van. Hij is medebeheerder van een ontmoetingsplek in Apeldoorn. ‘Ik zorg ervoor dat alles netjes blijft, dat de tafels schoon zijn en de prullenbakken leeg. Wilma begeleidt mij. En dat doet ze prima. Ze gaat mee naar het ziekenhuis en helpt me als dat nodig is. DigiContact vind ik niks. Dat is zo onpersoonlijk. Ik kom veel liever op de ontmoetingsplek. Ik ben hier elke dag. Ik ken ze allemaal hier. Ik was vroeger mensenschuw. Nu niet meer. Nu ga ik gewoon naar de winkel.’
Onderdeel van de opdracht die Geuze zichzelf in het onderzoek gegeven had, was om met collega’s te praten over handelingsverlegenheid. ‘We werken meestal alleen en nemen in veel situaties zelfstandig beslissingen. En er zijn zo veel praktische vragen: hoe schakel ik een netwerk in, kan ik zomaar mensen bellen? En zo ja, moet ik dan het contact onderhouden? Dan is het heel goed dat je met collega’s praat over wat je moeilijk vindt en wat wel en niet bij je past.’

Nieuwsgierigheid

Terug naar de resultaten van het onderzoek. ‘Het onderzoek biedt geen pasklare antwoorden: als ik zeg dat de werkelijkheid complex is, kan ik niet tamboereren dat ik de oplossing heb, want dan heb ik ook weer een reductie van de werkelijkheid gemaakt’, vertelt Zomerplaag. ‘Ik heb wel voorbeelden van wat werkte. En die misschien inspirerend zijn. En ik weet ook wat de kernwoorden in die voorbeelden zijn. Namelijk: nieuwsgierigheid, kwetsbaarheid en interactie.’

Vorig jaar is Mijn Netwerk geëvalueerd. En medewerkers gaven aan dat het hen helpt om cliënten beter te ondersteunen. Alberts: ‘Nu is het stof wat neergedaald. We weten hoe keukentafelgesprekken gaan, en we weten dat gemeenten tot best veel bereid zijn. Het is niet zo zwart-wit. We hebben best veel vrijheid om met de cliënt te kijken: hoe wil jij dat het georganiseerd wordt. Dat geeft ontspanning, energie en vertrouwen.’

Het onderzoek van Zomerplaag is te lezen op www.my-thesis.nl/zomerplaag.html.

Digicontact

Bij Philadelphia wordt meer onderzoek gedaan. Miriam Zaagsma doet onderzoek naar DigiContact binnen Mijn Netwerk. ‘Daarmee willen we de waarde voor cliënten in kaart brengen en input genereren voor de doorontwikkeling. We kijken onder meer naar welke cliënten gebruikmaken van DigiContact en met welke inhoudelijke vragen ze dat doen. Die vragen zijn heel divers, ze variëren van het maken van een weekplanning tot praten over zorgen en stress. Cliënten bellen ook vaak ’s avonds en ’s nachts voor dat laatste. Dit vinden cliënten een duidelijke meerwaarde:  ze kunnen contact opnemen wanneer én zo vaak zij het nodig hebben, zonder te hoeven wachten op een afspraak. Hiermee voorkom je spanningsopbouw.’ Over drie jaar is het onderzoek afgerond. 

Deze pagina is een onderdeel van