Geestelijk verzorgers aan het woord: 'Corona maakte ons werk relevanter'

Hollen én stilstaan, dat was het afgelopen jaar voor geestelijk verzorgers. Ze zagen extreem veel ziekte, dood en verdriet. En altijd bij iedereen die intense vermoeidheid. Hoe veranderde corona hun vak? En wat is volgens hen nú nodig?

Karin Seijdell zit buiten en kijkt lachend in de camera
Geestelijk verzorger Karin Seijdel: ‘Vanwege alle overlijdens kwam ik vaker bij de Dela dan bij de supermarkt.’ Foto door Martine Sprangers

‘Ah, bendegij van de kerk? Dâ hoeft nie’, die reactie kreeg Karin Seijdell vroeger regelmatig van cliënten, medewerkers en familie als ze zich voorstelde. Seijdell is geestelijk verzorger bij zorgorganisatie Severinus. ‘Ze hadden bij mijn werk toch de associatie van uitvaarten en de kerk. Met beiden hadden mensen vaak niet zo veel.’  

Die associatie is begrijpelijk, maar onjuist. Linda Evers, werkzaam bij zorgorganisatie Cello: ‘We zijn er voor mensen met levensvragen. Dat kan over grote onderwerpen gaan, maar ook over niet lekker in je vel zitten, of het even niet meer weten. Ja, wij organiseren vieringen, maar we zitten bijvoorbeeld ook in de ethische commissie, en we adviseren het bestuur.’ 

Jaap Overeem, geestelijk verzorger bij zorgorganisatie Talant: ‘Het gaat over zingeving, over waardig leven en sterven. Religie kan een onderdeel zijn van zingeving, maar dat is niet de hoofdcomponent. Die is dat de cliënt, familie of medewerker zich serieus genomen voelt, op de momenten die ertoe doen.’ 

Corona is één heel langgerekt moment dat ertoe doet, voor eigenlijk iedereen. En dus kregen de geestelijk verzorgers vanaf maart vorig jaar veel op hun bord. Mét allerlei beperkingen. Evers: ‘We wilden zo veel, maar we mochten ineens niet meer naar bewoners, collega’s en familieleden toe. Het was zoeken: hoe doen we het goed met elkaar? We hebben best lang gevideobeld, maar voor ons werk is dat moeilijk. Spreek je iemand die intens verdrietig is omdat zijn moeder overleden is, en je kunt er niet écht zijn. Zeker bij cliënten die moeite hebben met communiceren, is dat ingewikkeld.’  

Jaap staat in een bos en kijkt glimlachend in de camera
Jaap Overeem: ‘Het was hollen én stilstaan. En voor beiden zijn we niet gemaakt.’ Foto door Martine Sprangers 

Tachtig telefoontjes

Al snel besloten ze het anders te doen. Toen er voldoende beschermende middelen waren: pak aan en de woning in, wandelingen maken, kleinere vieringen buiten. Cello ging een stiltehuisje, midden in de natuur, intensiever gebruiken om te mijmeren en te ontmoeten. De geestelijk verzorgers gingen vooral keihard aan het werk. Zo ging Overeem met vier collega’s aan de slag in het coronahuis, een locatie waar cliënten met corona verzorgd werden. ‘Wij onderhielden het contact met de woningen, met familie en met managers. Soms wel tachtig telefoontjes op een dag. Zo intens. Als ik dat een paar dagen gedaan had, moest ik eerst een dag slapen. En dan weer door. Meer dan 350 overuren heb ik het afgelopen jaar gemaakt.’ 

Evers pakte naast haar werk als geestelijk verzorger haar oude werk als begeleider weer op in woningen waar cliënten zouden sterven. ‘Ik kon dan de begeleiders ontlasten én palliatieve zorg bieden.’ 

Seijdell was net als haar collega’s zeven dagen in de week beschikbaar voor iedereen die het nodig had. ‘Ik kan op die tijd nog niet zo goed terugkijken. Het is één groot drassig, zompig beeld. Ik werkte keihard, kwam rond de feestdagen vanwege alle overlijdens vaker bij de Dela dan bij de supermarkt, en thuis leek het alsof alles was stilgevallen.’ Overeem: ‘Het was hollen én stilstaan. En voor beiden zijn we niet gemaakt.’ 

Linda Evers knielend in een veld met bloemen
Linda Evers: ‘De wanhoop van medewerkers en cliënten sloeg me in het gezicht. Dat blijft me bij.’ Foto door Martine Sprangers

Radicale vrijplaats

Wat de geestelijk verzorgers trof was de inténse vermoeidheid bij iedereen. Evers: ‘We hadden met Pasen een videoviering gedaan, en vervolgens gingen we de woningen langs om een plantje af te geven. Als symbool voor nieuw leven en groei. Dan ging zo’n deur van een woning open en sloeg de wanhoop van de medewerkers en cliënten me in het gezicht. Dat blijft me bij.’ 

Overeem: ‘Ik zag dat zorgmedewerkers veel te lang doorgingen. Dan maakte ik een wandeling met iemand en zei ik: volgens mij gaat het niet meer. Volgens mij moet je nu even stoppen. Anders ga je stuk. Dat is dan onze functie. Dat we benoemen wat we zien. Niet als manager of als arboarts, maar als mens. Wij bieden een vrijplaats. Een plek waar je jezelf kunt zijn. Dat klinkt soft, maar het is de kern van het leven.’ Seijdell: ‘Die vrijplaats maakt ook dat mensen je vertrouwen. We horen heel veel, van familie, cliënten, medewerkers en managers.’ 

Corona zette het werk van de geestelijk verzorgers op de kaart. De tientallen telefoontjes per dag, de videovieringen, de bezoeken aan de woningen. Seijdell: ‘We zijn bekender, en relevanter, onze toegevoegde waarde is duidelijker.’ Overeem: ‘Soms moeten mensen het ook ervaren. Als er in een woning veel gebeurd was, kregen de begeleiders de mogelijkheid om met mij te praten. Deden ze met zó’n sik. De dominee? Daar heb ik geen zin in. Gingen we een stuk wandelen, zeiden ze aan het einde: wanneer mag ik weer? De tijd en ruimte voor jezelf, voor je menszijn, is essentieel.’ 

Eerst herstellen 

En dat is ook precies wat de geestelijk verzorgers willen vasthouden. Vooral nu. Evers: ‘Al die kaderbrieven, jaarplannen en andere dingen, laat ze nu even voor wat ze zijn. Zet de datum van dit jaar boven de plannen van vorig jaar en neem de tijd voor reflectie.’ Seijdell: ‘We praten over corona alsof het alweer achter ons ligt, maar dat is niet zo. Ik voel dat de tranen nog hoog zitten. Er is een lied dat zegt: neem de plaats, de ruimte en de tijd. Dát is wat we nu moeten doen. Eerst herstellen, voordat we weer gaan herstructureren en stippen op horizonnen zetten.’  

Overeem: ‘Anders laten we ons wéér de adem benemen, maar dan door alle dingen die moeten. We zijn zó hard stilgezet met ons allen. Ik zie om mij heen ook dat dat confronterend is. Er is zoveel in beweging. Mensen die wissels omzetten, andere baan, andere relatie, anders met de tijd omgaan. Dat moeten we laten bezinken.’ 

Seijdell: ‘Ook voor bestuurders zelf. Zij hebben zo veel gedaan in deze coronaperiode. Ze zijn er geweest voor collega’s, gaven informatie, moesten moeilijke beslissingen nemen. Daar heb ik veel respect voor, maar het is ook zwaar. Ook zij hebben tijd nodig.’

Markant

Dit artikel is geschreven voor het augustusnummer van Markant 2021. Hierin lees je ook een interview met filmmaker Mari Sanders (van de documentaire Mari staat op). Hij vindt dat het tijd wordt voor een emancipatiegolf. En onderzoeker Sofie Sergeant (Disability Studies Nederland) vertelt over inclusief onderzoek waarin academici en ervaringsdeskundigen op gelijkwaardige manier samenwerken. Zij hoopt dat dit een ‘hefboom wordt voor cultuurverandering.’ Het hele magazine leest u hier.