Een verraderlijk gelijkheidsideaal
Jongeren met een licht verstandelijke beperking komen vaker in aanraking met justitie dan anderen. Vooral als zij niet op tijd hulp hebben gekregen. Socioloog Marigo Teeuwen pleit voor specifiek beleid en tijdig ingrijpen.
34 procent van alle criminaliteit is jeugdcriminaliteit, vertelde toenmalig staatssecretaris Teeven een paar jaar geleden aan de Tweede Kamer. Ze wordt veroorzaakt door opgroeiende jongeren tot vierentwintig jaar. Licht verstandelijk beperkten en zwakbegaafden kwamen in dat verhaal nog niet voor, want zij hebben geen aparte positie in het strafrecht.
Inmiddels blijkt echter dat zij sterk oververtegenwoordigd zijn in het justitieel apparaat. Ingeschat wordt dat van alle jongeren in het strafrecht dertig tot vijftig procent een licht verstandelijke beperking heeft. Een aantal politieke partijen vroeg in de laatste gemeentelijke verkiezingsprogramma’s expliciet aandacht voor deze groep. Niet vanuit een zorggedachte of vanwege de strafoplegging, maar vooral vanwege de overlast die deze groep veroorzaakt.
De vraag hoe het komt dat een lvb-jongere in contact komt met het strafrecht laten politiek en wetenschap tot nu toe nog grotendeels onbeantwoord. De oververtegenwoordiging lijkt er echter op te wijzen dat een toenemend aantal van hen in onze samenleving in de knel komt.
Eigen verantwoordelijkheid
Blijkbaar is er in de samenleving iets veranderd. In Nederland is in 1995 het nieuwe jeugdstrafrecht in werking getreden, waardoor grensoverschrijdend gedrag sneller bestraft kan worden. Ook veranderde de verzorgingsstaat langzaam maar zeker in een meritocratische samenleving, waarin een beroep wordt gedaan op de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van het individu. Daarnaast dragen bezuinigingen, afnemende tolerantie, veiligheidsdenken, juridisering, grotere aangiftebereidheid en een repressiever klimaat eraan bij dat bij het bepalen van de strafmaat spanning ontstaat tussen straf en zorg. En van het straffen wordt veel effect verwacht. Het gevolg van die tendensen is dat de samenleving minder op zorg is gericht en meer vergelding vraagt bij delicten.
Zo normaal mogelijk meedoen, autonomie en eigen verantwoordelijkheid zijn sinds de jaren zeventig het devies. Mensen met een verstandelijke beperking behoren als burgers te participeren in de samenleving. Er is zo min mogelijk specifiek beleid voor specifieke groepen. Wat betekent dat voor jongeren met een licht verstandelijke beperking in de praktijk?
Verraderlijk gewoon
Voor het onderzoek Verraderlijk gewoon bestudeerde ik 120 reclasseringsdossiers van licht verstandelijk gehandicapte jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel van minimaal anderhalf jaar. Het gelijkheidsideaal blijkt voor de onderzochte groep niet zo positief uit te pakken. De cijfers laten zien dat dit ideaal voor een groeiende groep verraderlijk blijkt te zijn (zie tabel).
De significate verschillen tussen de delinquente en de niet-delinquente lvb-jongeren hangen vooral samen met de vraag of deze jongeren op jonge leeftijd al dan niet intensief hulp en ondersteuning hebben gekregen. Bij de delinquente lvb-jongeren blijkt bij vijftig procent de jeugdreclasseringsmaatregel de eerste stap naar hulp te zijn.
Terwijl deze jongeren – en vaak ook hun ouders – veel problemen hebben, blijkt vraaggestuurde hulp voor hen te gecompliceerd te zijn. Het onderschatten van hun problemen in combinatie met een gebrek aan zelfreflectie speelt hen parten. Bij de andere vijftig procent, die vóór het delict wel hulp heeft gehad, blijkt de hulp onvoldoende te zijn. Van deze jongeren heeft vijftig procent geleidelijk aan psychiatrische problematiek ontwikkeld.
De ouders van de niet-delinquente jongeren vragen meer hulp en op jongere leeftijd van hun kind, terwijl deze jongeren en hun ouders minder problemen hebben. Van deze groep heeft zeventig procent hulp gehad.
Eenzaam
Voor beide groepen geldt dat ze weinig vrienden hebben en een klein sociaal netwerk. Zij voelen zich hierdoor vaak eenzaam en dan wordt hun beïnvloedbaarheid een risicofactor. Desondanks is de groep niet-delinquente jongeren minder beïnvloedbaar, zij zijn weerbaarder.
Al met al laten de onderzoeksgegevens zien dat de delinquente jongeren niet mee kunnen komen in de maatschappij. Door een reeks problemen ervaren zij weinig verbondenheid thuis, op school en in hun vrije tijd. Dit gemis proberen ze vervolgens te compenseren door verbondenheid op straat te zoeken. En daar blijken ze gevoelig te zijn voor verkeerde vrienden. Ook leren zij de normen van de straat, zoals dreigend gedrag en grof taalgebruik.
Bovendien ontwikkelen zij, zoals gezegd, meer psychiatrische problemen. Wat zijn de gevolgen van langdurige psychosociale problematiek? En welke gevolgen heeft dit op de langere termijn voor de geestelijke gezondheid?
Stresskwetsbaarheidsmodel
Hoe moet de opeenstapeling van problemen of stressoren, en de dynamiek hiervan bij lvb-jongeren worden geïnterpreteerd? Ze hebben te maken met meer risicofactoren dan leeftijdsgenoten zonder verstandelijke beperking. Het is een kwetsbare groep die vaak op haar tenen loopt, zeker als de verstandelijke beperking niet, te laat of onvoldoende wordt herkend. Gevolg hiervan is dat deze jongeren vaker hun neus stoten en meer faalmomenten meemaken, wat gevolgen heeft voor het zelfvertrouwen. De meeste jongeren kunnen één of enkele tegenslagen wel verwerken, maar als er een cumulatie van stressoren optreedt komen zij geleidelijk aan in de knel. Waarna vaak lastig en grensoverschrijdend gedrag volgt. Om meer inzicht te verkrijgen in de dynamiek van de genoemde mogelijke oorzaken gebruikt men wel het zogeheten stresskwetsbaarheidsmodel.
Heel summier gezegd geeft dit conceptueel model aan hoe persoon, omgeving en gebeurtenissen elkaar beïnvloeden en welke risico’s hierbij voor de geestelijke gezondheid ontstaan. De tijd speelt in dit model ook een rol omdat verschillende factoren elkaar in de loop van de tijd beïnvloeden. Daarom noemt men dit model ook wel het dynamische stresskwetsbaarheidsmodel. Het model laat zien dat de hoeveelheid risicofactoren en stressmomenten gevolgen heeft voor de geestelijke gezondheid.
Handelingsruimte
Het begrip ‘omgevingscontrole’in het model benadrukt het belang van de omgeving van de jongere. Een sensitieve houding vanuit de omgeving blijkt bepalend. Een opvoeder die de jongere bijvoorbeeld meer sociale vaardigheden aanleert, helpt hem om beter met stresssituaties om te gaan. Het begrip ‘handelingsruimte’ geeft aan in welke mate iemand zijn omgeving kan uitkiezen en veranderen. Veel lvb-jongeren – en hun ouders - leven in achterstandswijken in ongunstige sociaal economische situaties. Vergelijk dit met de handelingsruimte van bijvoorbeeld rijke mensen. Het moge duidelijk zijn dat de onderzochte groep delinquente lvb-jongeren over weinig omgevingscontrole en weinig handelingsruimte beschikt.
Mismatch
Wat kunnen we uit dit alles leren voor de transitie van de jeugdzorg? Lvb-jongeren behoren tot de minst mondige en meest kwetsbare jongeren in onze samenleving. Kenmerken als een beperkt IQ en een beperkte sociaal-emotionele zelfredzaamheid, vergroten het risico op impulsiviteit en beïnvloedbaarheid. Zo normaal mogelijk meedoen – zelf keuzes maken en eigen verantwoordelijkheid dragen – levert een mismatch op met de eisen van de huidige samenleving. Ze zijn ondervertegenwoordigd in de zorg en oververtegenwoordigd in het jeugdstrafrecht. De term ‘licht beperkt’ verbloemt de specifieke kenmerken waarmee deze jongeren in het leven van alledag te maken hebben. Het is een eufemisme.
De decentralisatie van de jeugdzorg biedt zeker een kans, maar er zijn twee risico’s: het onderschatten van de impact van de verstandelijke beperking en het onderschatten van de specifieke deskundigheid die nodig is om deze jongeren te begeleiden. Hulp en ondersteuning werken niet bij deze groep als de jeugdhulpverlening, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering de verstandelijke beperking onvoldoende herkennen, en de werkers hun methodisch handelen niet aanpassen. Gevolg hiervan is dat de problemen te lang doorsudderen. Vroeger leden lvb’ers onder het paternalisme van die tijd, nu onder de ideologie van een zo ‘normaal mogelijk’ leven met ‘gelijke kansen’ en eigen verantwoordelijkheid. Een risicosamenleving met winners en losers kan voor deze groep vernederend en stigmatiserend kan uitpakken.
Specifiek beleid
De uitkomsten van mijn onderzoek en het stresskwetsbaarheidsmodel laten zien dat het belangrijk is het schip tijdig te keren. Niet wachten op zwaar weer (psychiatrische problematiek), maar ondersteunen bij een klein briesje (lastig gedrag). Het is van belang de jongeren aan het eind van de basisschool en in de eerste fase van het voortgezet onderwijs te screenen op kansen en belemmeringen. Het in een vroeg stadium ondersteunen van ouders en jongeren, om hun zelfcontrole en sociale vaardigheden te versterken, heeft aantoonbaar effect op de lange termijn.
Gemeenten kunnen de regie in de hand nemen door het instigeren van de ondersteuning. Zet morele handelingsverlegenheid om in handelingskracht. Kies voor het ontwikkelen van specifiek beleid gericht op deze jongeren.