'Dit is de realiteit'
Hoe ziet de zorg eruit zonder de mooie woorden waarmee we haar aankleden? Die vraag wil Ernst Timmer beantwoorden in Florijn, een roman over een zorgmijder en zijn ambulant begeleider. ‘Ga weg, etter.’
Ernst Timmer was eigenlijk een uitgebreidere roman aan het schrijven, over een biograaf. ‘Dit boek viel daar als het ware uit’, zegt hij. ‘Ik wilde die biograaf ook eens over een man als Florijn laten schrijven. Omdat het verhaal sterk autobiografisch is en nog vers in mijn geheugen lag, ging ik het eerst maar eens helemaal opschrijven. Negentig procent is echt gebeurd, maar de tien procent die ik erbij heb verzonnen, maakt het wel fictie.’
Behalve succesvol schrijver is Timmer ambulant begeleider bij de Gemiva-SVG Groep. Volgens de achterflap van zijn nieuwe roman deed hij nooit eerder ‘zo rauw verslag van zijn ervaringen’.
Florijn gaat over een wegkwijnende oude man met een buikwond, die met zijn hond Nero in een vervuild huis woont. De mensen die hem komen helpen, begroet hij steevast met ‘Ga weg’, ‘Teef’ of ‘Etter’. Het verhaal wordt verteld door Joost Beekman, die aanvankelijk alleen wordt ingeschakeld om Florijn wekelijks vijftig euro te brengen. Hij raakt echter steeds verder betrokken bij de oude man en de mensen die hem proberen te helpen.
Was de persoon die model stond voor Henny Florijn wel een cliënt voor de gehandicaptenzorg?
'Hij kon niet worden gediagnosticeerd, daar was hij totaal niet voor gemotiveerd. Hij was echt een kluizenaar, een zorgmijder, iemand die weinig bemoeienis wilde. Maar zijn familie meldde hem aan bij MEE, omdat de zus die voor zijn geld zorgde een hersentumor kreeg. MEE accepteerde de zorgvraag, zorgde voor een indicatie, en schoof de vraag door naar Gemiva. Het ging alleen om geld brengen. Ik dacht: makkie, kippenkakkie.’
Het boek dat u hiervoor schreef, De ruiten van Pensose gaat ook over cliënten. Is dat toevallig?
'De ruiten van Pensose schreef ik op verzoek van mijn werkgever. De Gemiva-SVG Groep wilde iets hebben om aan gemeenten te kunnen laten zien wat de zorg die straks onder de Wmo komt te vallen inhoudt. Ik heb collega’s geïnterviewd met de vraag of ze verhalen over cliënten hebben. Die verhalen heb ik geanonimiseerd en ik heb details veranderd, om de privacy niet te schenden. Het was leuk om te doen. In al die kinderdagverblijven en logeerhuizen was ik zelf ook nog nooit geweest.’
De bedoeling van De ruiten van Pensose is helder: gemeenten laten zien hoe belangrijk de zorg is die ze kunnen inkopen bij Gemiva. Maar waarom schreef u Florijn?
‘De ruiten van Penrose heeft inderdaad iets van een wervend reclameboekje. Ik heb het echt in opdracht geschreven. Als schrijver heb je natuurlijk een andere doelstelling dan het aanprijzen van een zorgaanbieder.’
Welke doelstelling?
‘Ik wilde laten zien hoe de zorg eruit ziet zonder kleren. Zonder “de cliënt centraal”, zonder “zorg op maat”, zonder al die wollige termen waarmee we de zorg verbaal aankleden. “Uitgaan van de eigen kracht van de cliënt” - dat is niet allemaal onzin, maar het is wel allemaal aankleding. Het moet toch ook mogelijk zijn om gewoon eens te laten zien wat er gebeurt. Heel kaal. Die man zit thuis, heeft zorg nodig, wil geen zorg, krijgt toch zorg, tegen wil en dank… en wat gebeurt er dan? Zonder opsmuk. Zonder dat ik een aanklacht wil doen tegen de zorg of de samenleving. Zonder satire.’
U steekt wel de draak met het woord ‘hulpvraag’…
‘Het staat je vrij om het zo op te vatten. Maar wat ik vooral over die hulpvraag wil zeggen, is dat er eigenlijk helemaal geen hulpvraag is. Die hulpvraag wordt in elkaar geknutseld om een kapstok te hebben om zorg te gaan verlenen. Die man, Florijn, vraagt helemaal niks. Maar die hulpvraag is wel een soort kompas waarmee ik werk. Je vraagt je natuurlijk voortdurend af: wat doe ik hier?
Er zijn heel veel percepties van de zorg. Die noem ik voor het gemak: de kleren van de zorg. Dat is hoe iedereen naar de zorg kijkt. Zowel mensen die zelf zorgverlener zijn en in fraaie bewoordingen vertellen hoe goed ze bezig zijn - zoals in De ruiten van Penrose - als mensen die zeggen: er lopen tachtig hulpverleners in dat gezin en het gaat nog niet goed. Die percepties komen niet aan de orde in mijn boek. Ik wil gewoon laten zien wat er gebeurt. Laat iedereen zelf maar oordelen wat hij daarvan vindt. Dit is de realiteit.’
Is het ook een monumentje voor die persoon, Florijn?
Aarzelend: ‘Ja. Ik vond die man verschrikkelijk en ik mocht hem heel erg graag.’
Waarom? Als je binnenkomt, zegt hij: Daar heb je hem weer.
‘Op een gegeven moment moet je daar verschrikkelijk om lachen. Met kleine dingetjes laat hij toch merken dat hij het leuk vindt dat je er bent. Kleine momentjes waarop hij vertelt dat hij op een begraafplaats heeft gewerkt en ervoor zorgde dat het er netjes was. Dat is natuurlijk een mooi contrast met de situatie in zijn huis.’
Ruwe bolster, blanke pit?
'Die blanke pit was er wel, maar heel ver weg. Als hij een rouwkaart van zijn zus krijgt, legt hij die in de la met foto’s. Daarmee geeft hij aan dat het belangrijk voor hem is. Dat soort momenten triggerden mij wel. Ik hou wel van dwarse mensen, ze kleuren het werk. Maar als je die man niet mag, heb je daar het volste recht toe. Als een wijkverpleegster die grote buikwond komt verzorgen, steekt hij een peuk op en blaast hij rook in haar gezicht. Dat kan gewoon niet.’
Staatssecretaris Martin van Rijn vindt dat zorgverleners meer ruimte moeten krijgen om zelf te oordelen. Is dat wat uw alter ego Joost Beekman ook nodig heeft?
‘Wat hij nodig heeft is vertrouwen. Joost loopt er voortdurend tegenaan dat hij dingen niet mag: hij mag de hond niet uitlaten, de vloer niet dweilen. Hij moet de cliënt helpen om zelf zijn leven te organiseren. Als je daar staat is dat echt een holle frase. Dan denk je: dít moet gebeuren. Nu! Ik denk inderdaad dat je professionals veel meer zelf moet laten bepalen wat ze wel of niet doen.’
Soms twijfelt Joost Beekman zelf. Hij wil als wegkapitein van een wielerploeg alle betrokkenen op koers houden, totdat hij het idee krijgt dat hij juist in de weg rijdt.
‘Dat hoort er ook bij. Op een gegeven moment ben je de vuilnisbak aan het buiten zetten en dan denk je: ik sta hier speciaal vroeg voor op, maar hoe ging dat eigenlijk toen ik hier nog niet was? Toen werd die vuilnisbak toch ook buiten gezet? Een wegkapitein is niet de belangrijkste figuur in een team. Hij organiseert, maar er zijn ook ploegen zonder wegkapitein, dus hij is niet echt nodig. Alle twijfels die zo’n ambulant begeleider heeft, zitten in die metafoor.’
Het doel van de rit verandert gaandeweg het boek. Eerst gaat het erom dat Florijn thuis kan blijven wonen, later is het doel dat hij naar een verpleeghuis gaat.
'Eerst wil Joost daar niets van horen, maar later is er sprake van voortschrijdend inzicht. Als Florijn in het ziekenhuis ligt en iemand anders ziet dat hij het daar eigenlijk best naar zijn zin heeft, valt bij Joost het kwartje: Florijn wil ook hier niet verzorgd worden, maar hij laat het zich toch lekker aanleunen.’
Wat vindt u zelf: moeten mensen zo veel mogelijk thuis worden verzorgd?
‘Ik denk dat het een maatschappelijke onontkoombaarheid is dat mensen hun leven steeds meer thuis moeten organiseren. Voor heel veel mensen is dat fijn en voor sommige mensen niet.’
De ruiten van Penrose lijkt te zijn geschreven door iemand die het belangrijk vindt dat mensen met een beperking deelnemen aan de samenleving. Maar op Twitter schreef u - reagerend op een artikel in Markant - dat u inclusie een ‘vies woord’ vindt.
‘Ik vind dat echt een vies woord, ja. Ik associeer het met opsluiten. Vroeger hadden we het over integratie, verdunning, normalisatie. En dan komt er nu ineens het woord “inclusie”! Het suggereert dat we in de zorg mensen uitsluiten, terwijl dat al jarenlang totaal niet aan de orde is. Net alsof ik als zorgverlener altijd maar die gehandicapten heb gepamperd en apart gezet. Dat irriteert me mateloos, zeker omdat het totaal niets nieuws is. Toen ik dertig jaar geleden begon, kwamen net de gezinsvervangende tehuizen op. Die waren heel anders dan de woonvoorzieningen tegenwoordig, maar die werden ook opgezet vanuit de gedachte: waarom zouden we die mensen in een inrichting stoppen, terwijl ze gewoon in een woonwijk kunnen leven? Die gedachte ontwikkelt zich verder en dat is prima, maar laten we niet doen alsof er een hele nieuwe wind waait.’
U heeft gymnasium gedaan en daarna een mbo-opleiding. Waarom geen hogere vervolgopleiding?
‘Als je in een gezinsvervangend tehuis ging werken als aspirant-begeleider, gaf je je op voor een mbo-opleiding inrichtingswerk en dan werd je groepsleider. Zo ging dat. Toen ik me aanmeldde, zeiden ze dat ik beter hbo kon gaan doen, vanwege dat gymnasium. Maar die opleiding kostte meer dagen, dus toen ik het mijn baas vertelde, bleek dat niet aan de orde te zijn.’
U heeft ook even pedagogiek gestudeerd. Waarom ging u daar niet mee door?
‘Op een gegeven moment vroeg iemand me wat het leukste vak was. Toen ik antwoordde: statistiek, realiseerde ik me dat ik de studie zelf niet leuk genoeg vond. Ik wilde in de frontlinie staan en met mensen werken. Ik wilde niet vanuit een kantoortje adviezen geven. Toen ik stopte, ging ik om wat geld te verdienen in de zwakzinnigenzorg werken, zoals dat toen heette.
Andere schrijvers, zoals Jeroen Brouwers, Tommy Wieringa en Anton Valens schrijven over mensen met beperkingen of ervaringen in de zorg. Is dit een trend?
‘Dat weet ik niet.’
Spiegelt u zich aan deze schrijvers?
‘Ik spiegel me vooral aan schrijvers die me stilistisch aanspreken. Daar let ik meer op dan de thematiek. Louis Paul Boon en Erwin Mortier hebben een prachtige schrijfstijl. En Anton Valens is trouwens ook een goede stilist. Zijn laatste boek, Het boek ont, vond ik een genot om te lezen. Erg geestig, met dat clubje mannen die hun brieven niet zelf durven open te maken.’
U noemt Boon als stilist. Maar Florijn zou ook een hoofdstuk uit Mijn kleine oorlog kunnen zijn…
‘Grappig dat je dat zegt, een vriend van me zei dat ook. Maar Boon heeft echt een missie met zijn boek. Hij schreeuwt het uit: mensen moeten een geweten krijgen! Een recensent schreef dat de strekking van mijn boek is, dat ook een mens die zich misdraagt recht heeft op zorg. Dat mag je zo lezen, maar bij het schrijven van het boek heb ik geen seconde gedacht: ik ga een pleidooi houden voor zorgmijders. Ik wilde alleen maar laten zien wat er gebeurde.’
Kader
Lezen en kijken
Op het YouTubekanaal van tijdschriftmarkant leest Ernst Timmer voor uit Florijn. Het hoofdstuk dat is gekozen gaat over de twijfels van de ‘wegkapitein’.
De ruiten van Penrose is gratis te bestellen bij gemiva-svg.nl/penrose.
Kader
ERNST TIMMER
Geboren op 24 oktober 1954 in Noordwijkerhout
1974 - 1976 studie pedagogiek (afgebroken)
1976 (aspirant-)groepsleider in gezinsvervangend tehuis ‘Huis en Haard’ (ASVZ) te Woerden
1977 woongroep ‘Octopus’ te Nieuwerbrug aan de Rijn
1980 diploma mbo inrichtingswerk
1982 VSID-gvt
1984 kaderopleiding
1990 debuutroman Het waterrad van Ribe, bekroond met Gouden Ezelsoor
1993 begeleider in Het Koetshuis van de OPL in Maartensdijk, jongeren met lichte verstandelijke beperking
1995 – heden ambulant begeleider bij Gemiva-SVG Groep te Gouda
1998 De stille omgang, roman, genomineerd voor de Libris Literatuurprijs
2003 Zwarte ogen, roman, op longlist voor Libris en AKO Literatuurprijs, nominatie Gerard Walschap Literatuurprijs
2007 Gierzwaluwen, roman over jongen met syndroom van Asperger, die door zwakbegaafde ouders wordt opgevoed
2010 De Noordzee opening, roman, op longlist voor Libris en AKO Literatuurprijs
2012 De ruiten van Penrose, verhalen over cliënten die zorg krijgen van de Gemiva-SVG Groep
2013 Florijn