Brandveiligheid: ‘Regels garanderen geen veiligheid’
Zowel de brandweer als de zorgorganisaties weten het: als je alle regels naleeft, kan de veiligheid bij brand toch onvoldoende zijn. Dus kijken zij samen wat de risico’s zijn. ‘Zelf blussen heeft zelden zin.’
‘Zie je deze dranger? Die is verbonden met de brandmeldcentrale’, wijst Jeroen Brakels, specialist brandpreventie van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Hij staat bij de branddeur tussen de twee helften van deze woning van ’s Heeren Loo in Tiel. De dranger trekt deze deur bij vuur automatisch dicht en zorgt daarmee voor een goede brandscheiding binnen de woning. Dankzij die zekerheid kan de branddeur normaliter open blijven – wel zo makkelijk voor bewoners in rolstoelen.
Het is een van de oplossingen die de zorgorganisatie heeft gevonden in overleg met de brandweer. Voorheen zetten zorgverleners branddeuren vaak open met eigen constructies. ‘Wij zeiden dan dat het niet mocht, zonder te bedenken: waaróm doen ze dat?’, vertelt Hans Wijnbergen, adviseur veiligheid bij ’s Heeren Loo. ‘Nu kijken we juist naar het gebruik. Als een gesloten deur niet werkt in de praktijk, kun je kijken hoe je dat toch voor elkaar kunt krijgen.’
Gesprekspartners
Tiel en omstreken is een van de drie regio’s waar ’s Heeren Loo sinds 2012 samenwerkt met de brandweer. Vanuit het project ‘Geen nood bij brand’ helpen brandweermensen zorgorganisaties om risico’s aan te pakken: zaken die brand kunnen veroorzaken of de redding van cliënten in de weg staan. Brakels: ‘Bij controles zagen wij altijd wel gebreken, maar hadden we niet de kans de juiste mensen binnen de zorgorganisatie aan te spreken. Vervolgens ging veel tijd zitten in handhaven. Het idee is nu om sámen het brandveiligheidsniveau te verhogen.’ Van een regelgerichte naar een risicogerichte aanpak, heet het in beleidsjargon.
Het is ‘een heel mooi project’, vindt Wijnbergen. ‘Bij de brandweer hebben ze zóveel kennis van brandveiligheid. Het mooie is dat we nu gesprekspartners zijn: “Oké, dit is niet goed, maar hoe kunnen we het dan oplossen?” Hierdoor kunnen wij het voor de cliënten echt veiliger maken.’
’s Heeren Loo was daarmee in 2010 al begonnen. De organisatie stelde vast dat de naleving van de wettelijke regels beter moest, maar ook dat er méér nodig was. Wijnbergen: ‘Alleen voldoen aan de regels garandeert geen veiligheid. Mensen denken dan: er hangt een brandmeldcentrale, bij een melding komt de brandweer en klaar is Kees. Maar zo werkt het niet. Als de brandweer komt, binnen acht minuten, moet je de cliënten al buiten hebben staan. Vuur en rook verspreiden zich zo snel dat je al na vijf minuten reddeloos verloren bent.’
Veiligheidsscan
’s Heeren Loo ontwikkelde een veiligheidsscan om alle gebouwen door te lichten op risico’s. Dat leidde bijvoorbeeld tot controle en certificering van alle brandmeldcentrales. Maar veiligheid hangt bovenal af van gedrag, zegt Wijnbergen. ‘Je kunt twintig nooduitgangen hebben, maar als je er een bed voor parkeert, heeft het weinig zin. Daarom hebben we veel tijd gestoken in bewustwording bij medewerkers: wat kan jouw functioneren veranderen aan de veiligheid?’
Hij wijst op een stekkerdoos op de vloer van de woonkamer. ‘Dit is geen probleem, maar we zien vaak stekkerdozen die eindeloos worden doorgelust. Daar hangen dan onder meer een koffiezetapparaat en een waterkoker aan. Bijvoorbeeld omdat medewerkers in de woonkamer willen blijven, bij de bewoners. Dan zeg ik: “Helemaal top dat je iets goeds bedenkt voor de cliënten, maar denk ook aan de veiligheid. Vraag de technische dienst een extra stroompunt aan te leggen.’
Risicogedrag
De gebouwendienst heeft per gebouw ook cliënten geïnventariseerd met risicogedrag, bijvoorbeeld roken of pyromane neigingen. Zo nodig worden voorzorgmaatregelen genomen, zoals brandvertragende matrassen. Ook de mate van zelfredzaamheid is in kaart gebracht. Sommige cliënten moeten naar buiten worden begeleid. Andere vergen minimaal twee begeleiders om ze in veiligheid te brengen. ‘Bijvoorbeeld cliënten die aan bed gebonden zijn’, zegt Wijnbergen. ‘Maar ook mensen die je bij wijze van spreken in een houdgreep moet nemen, omdat ze niet weg willen uit hun veilige zone.’
Er zijn echter ook cliënten die zichzelf kunnen redden. ’s Heeren Loo is in woonvoorzieningen daarom begonnen cliënten mee te nemen in ontruimingsoefeningen. ‘Je kunt een autist prima uitleggen: bij brand moet je naar buiten. Na drie keer oefenen zit dat er voorgoed in. Als cliënten zelf snappen wat ze moeten doen, hoef je die personen alvast niet meer naar buiten te brengen.’
Veiligheidsexpedities
Deelname aan ‘Geen nood bij brand’ begint met veiligheidsexpedities. Brakels: ‘We lopen panden door met medewerkers, de cliëntenraad en de manager, en staan stil bij aandachtspunten. Dat wakkert de discussie aan. Stel dat medewerkers een deur graag weg willen hebben. Als dat qua brandveiligheid kan, adviseren wij dat aan de gemeente die de vergunning verleent.’
Vervolgens gaan alle lagen en teams binnen de organisatie aan de slag met brandveiligheid. Bij ’s Heeren Loo nemen preventiemedewerkers het voortouw. Zij regelen training voor de bedrijfshulpverleners (BHV’ers), organiseren ontruimingsoefeningen en bespreken knelpunten met de brandweer. De organisatie heeft ook een e-learningmodule gemaakt ‘om de noodzakelijke herhaling erin te brengen’, aldus Wijnbergen.
Een ander onderdeel is een table-top-oefening met een plattegrond van het gebouw. Brakels: ‘Ik noem tijdstip en weersomstandigheden, en vraag: waar ben je op dat moment mee bezig? Hier breekt brand uit, wat ga je doen?’. Zo’n gezamenlijke exercitie heeft volgens hem meer effect dan alleen ontruimingsoefeningen, omdat mensen alle aandachtspunten beter kunnen overzien.
De tijd die dit alles kost, valt volgens Wijnbergen mee. Veiligheidsexpedities kunnen relatief beknopt zijn dankzij eerdere research van de gebouwendienst en vallen te combineren met teamoverleg, net als de table-top-oefeningen.
Kostbare tijd
Cruciaal is het besef dat het erom gaat cliënten in veiligheid te brengen. Zelf pogen te blussen heeft zelden zin. Wijnbergen: ‘Als blussen niet lukt, heb je kostbare tijd verspild. De focus moet zijn: waar is de brand, is daar nog een cliënt, hoe haal ik die eruit?’ Brakels: ‘Als BHV’er moet je weten: er zijn zes mensen, die zet ik achter de branddeur. De brandweer is binnen zeven minuten ter plaatse om te blussen.’
Het project heeft effect, constateren de twee. Wijnbergen vertelt dat er toevallig de vorige week brand is geweest, waarbij de BHV’ers alle cliënten ‘keurig volgens het boekje’ in veiligheid hebben gebracht. De brandweerman kan het beamen: ‘De laatste twee keer dat er brand was, werd onze bevelvoerder opgewacht door iemand met accurate informatie over de situatie en de gezette stappen. We zien duidelijk vooruitgang.’