‘Ben jij wel eens verliefd geweest?’
Hoe voorkom je seksueel misbruik bij cliënten? Bartiméus maakt relaties, intimiteit en seksualiteit voortdurend onderwerp van gesprek. Dat hoeft niet gelijk heel zwaar te zijn. ‘Het kan ook tijdens het aardappels schillen.’
‘Ik vind het wel goed dat ze zoiets doen’, zegt Annemarieke van der Bloois. Ze heeft tot nog toe twee keer meegewerkt aan de beantwoording van de vragenlijst over seksueel misbruik. Daarop staan expliciete vragen, zoals: ‘Heb je de afgelopen maanden meegemaakt dat iemand bleef zeuren om seksueel contact?’ Of: ‘Heb je de afgelopen maanden meegemaakt dat je je onnodig moest uitkleden terwijl je dat niet wilde?’ En: ‘Heb je de afgelopen maanden meegemaakt dat iemand je borsten, billen, vagina, piemel of andere plekken aangeraakt heeft terwijl je dat niet wilde?’
‘Het is natuurlijk wel de vraag, of iedereen die vragen eerlijk beantwoordt’, zegt Annemarieke. ‘Als je wordt gechanteerd of zo, dan ga je dat niet zomaar vertellen. Het is ook best lastig om open te zijn, zeker als je mensen niet goed kent. Dat is het nadeel van zo’n vragenlijst.’
‘Er staan vragen op die best persoonlijk zijn’, zegt Marieke van der Salm. ‘Maar het moet maar.’
‘Het is belangrijk dat het onder de aandacht is’, vindt Annemarieke.
‘Ja’, zegt Marieke, ‘we zijn nou eenmaal kwetsbaarder dan andere mensen.’
Marieke en Annemarieke zijn allebei achttien jaar oud. Vanwege hun visuele beperking wonen ze bij Bartiméus in Zeist en zitten er in de eindexamenklas van het Vmbo-t. Het is de bedoeling dat alle bewoners van Bartiméus de vragen drie keer per jaar beantwoorden. Er is een aparte vragenlijst voor mensen die ook een verstandelijke beperking hebben, en een voor ouderen. Voor bewoners met zeer ernstige verstandelijke beperkingen is er een observatielijst.
Marieke is wel eens verliefd geweest, maar de jongen die ze leuk vond wilde helaas geen verkering met haar. Annemarieke heeft sinds anderhalf jaar een relatie met Jacob Loosman, een jongen die ze op school bij Bartiméus heeft ontmoet, maar die bij zijn ouders woont. ‘Soms is het lastig om te bepalen hoe we met elkaar omgaan als er anderen bijzijn’, zegt ze, ‘maar we zien ook niet hoe anderen dat doen. We worden vaak op onze vingers getikt, maar we krijgen ook niet echt mee hoe het bij anderen gaat.’
Beiden vinden het belangrijk dat er op de groep wordt gepraat over seks. ‘Al praten sommigen er weer teveel over’, vindt Annemarieke.
Ongemakkelijk
Behalve vragen aan cliënten bevatten de vragenlijsten vragen aan de teamleden, de teamleider en de clustermanager. De lijsten zijn een onderdeel van het beleid op het gebied van relaties, intimiteit en seksualiteit van Bartiméus. Dit beleid is voortgekomen uit de deelname aan een verbetertraject van Zorg voor Beter voor preventie van seksueel misbruik, samen met een rapport van Movisie naar aanleiding van een incident uit 2009. Een ander onderdeel van het beleid is dat ieder team een aandachtsfunctionaris op dit gebied heeft. Deze onderhoudt het contact met één van de drie centrale aandachtsfunctionarissen. We spreken met twee van hen, Jeroen Hindriks en Christel van der Horst.
‘Wat wij het belangrijkste vinden, is dat er binnen Bartiméus wordt gesproken over seksualiteit’, zeggen zij. Ze proberen ervoor te zorgen dat seksualiteit als onderwerp in alle teams voortdurend aandacht krijgt. Begeleiders mogen het volgens hen niet overslaan omdat ze zich er ongemakkelijk bij voelen, of uit handelingsverlegenheid. En hun taalgebruik moet aansluiten bij dat van de cliënten, ook als dat wat explicieter is dan ze zelf zijn gewend. Want mensen met een visuele beperking krijgen in hun opvoeding niet vanzelf de informatie mee, die anderen wel oppikken, leggen ze uit.
Van der Horst: ‘Vaak denken mensen dat je begint met het geven van seksuele voorlichting als iemand tien of twaalf wordt, maar eigenlijk begin je zodra mensen geboren worden. Het begint met het ervaren van geborgenheid en veiligheid. Daarna leert een kind zijn lijf te herkennen en later leert het wat het verschil is tussen een man en een vrouw. Veel voorlichting daarover wordt onbewust en visueel gegeven, bijvoorbeeld als er een kindje wordt geboren in het gezin. Bij mensen met een visuele beperking moet je dat juist heel gestructureerd aanbieden.’
Hindriks: ‘Vaak komt er ook nog een verstandelijke beperking bij. Dan moet je voorlichting geven op een manier die ook aansluit bij het begripsniveau.’
In het beleidsstuk staat dat medewerkers van Bartiméus seksualiteit als het ware bij het aardappels schillen met hun cliënten moeten kunnen bespreken. Gaat dat niet wat ver - seks bij de aardappels?
Van der Horst: ‘Het hoeft niet gelijk heel zwaar te zijn. Het kan ook gaan over wat ze gezien hebben bij Goede tijden, slechte tijden. Dan vraag je: hoe gaat dat bij jou? Ben jij wel eens verliefd geweest? Het moet ter sprake komen als een normaal onderdeel van het leven.’
Hindriks: ‘In Goede tijden, slechte tijden komt nu ook een homoseksueel stel voor. En die zoenen ook. Terwijl ik de afwas sta te doen hoor ik dan reacties als: gadverdamme, als mijn neefje homoseksueel is, dan schop ik heb hem de deur uit. Daar kun je heel rigide op reageren, maar je kunt ook in gesprek gaan. Dan vraag je wat ze zouden doen als hun eigen kind homoseksueel blijkt te zijn. Eerst zeggen ze dan dat ze die ook de deur uitschoppen, maar een half jaar later wordt er dan toch genuanceerder over gedacht. Dat bedoelen we met “bij de aardappels”.’
Grensoverschrijdend gedrag
De teamaandachtsfunctionarissen krijgen een aparte scholing over seksuele ontwikkeling. Van der Horst: ‘Bij mensen met een verstandelijke beperking is het lastige, dat het lijf op een gegeven moment volwassen is, terwijl de sociaal-emotionele ontwikkeling nog op een ander niveau zit. Dan gaat een dertienjarige met een verstandelijke beperking bijvoorbeeld doktertje spelen. Dat past bij zijn ontwikkelingsfase, maar qua leeftijd gaat het al lijken op grensoverschrijdend gedrag.’
Ze vervolgt: ‘Wat we tijdens die scholing ook iedereen leren is: stel je komt er achter dat er grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden, raak dan niet in paniek. Ga niet doorvragen, vraag alleen maar: wat is er gebeurd en wat vond je ervan? Al het andere beïnvloedt het onderzoek.’
Hindriks: ‘Als er signalen zijn van seksueel misbruik, dan leg je de vragenlijst aan de kant en dan stel je inderdaad die twee vragen. Dan pak je het protocol erbij en ga je dat volgen. Vaak komt er daarna dan een taxatiegesprek met een gedragsdeskundige, die zijn daar speciaal voor opgeleid.’
Door het gebruik van de vragenlijsten zijn binnen Bartiméus verschillende gevallen van seksueel misbruik naar voren gekomen die nog onbekend waren. Van der Horst: ‘Een ouder zei laatst tegen mij: ik ben zo blij dat die lijsten er zijn gekomen, anders was dit nooit bekend geworden. Dat ging over seksueel misbruik van een cliënt door een vrijwilliger. Maar er zijn ook zaken naar voren gekomen die in een vroeg stadium verkeerden. Daar hebben we kunnen voorkomen dat ze mogelijk verder uit de hand zouden lopen. En er zijn gewone vragen over voorlichting. Begeleiders vragen bijvoorbeeld vaak hoe je omgaat met cliënten van laag niveau die masturberen in openbaren ruimtes.’
Hindriks: ‘Op de vraag of er seksuele behoeften zijn, antwoordde een begeleider dat een cliënt steeds met zijn handen op zijn onderbuik drukt. Dan geven wij de terugkoppeling: is er ook gekeken of hij misschien pijn heeft? Misschien moet er eerst eens iemand met hem naar de huisarts.’
Van der Horst: ‘Er was ook een cliënt die zijn voorhuid niet naar achteren kreeg. Het was een heel eenvoudige ingreep om daar iets aan te doen, maar omdat het een zelfstandig wonende cliënt is, was dat nooit ter sprake gekomen.’
Hindriks: ‘Als er nog teams zijn die denken dat seksueel misbruik bij hun niet voorkomt, kunnen we nu laten zien dat je dat nooit kunt zeggen. Je kunt proberen seksueel misbruik te voorkomen, maar helemaal uitbannen zal je nooit lukken. Wel kun je aan de maatschappij laten zien dat je er als zorgorganisatie serieus mee bezig bent. Dat je er alles aan doet om het te voorkomen.’
Bestuurders
Volgens Hindriks en Van der Horst staat of valt de preventie van seksueel misbruik met het belang dat de bestuurder van een organisatie eraan hecht. Met een beleidsstuk, een protocol en een paar scholingsdagen ben je er niet. Van der Horst: ‘Wil je daadwerkelijk in gesprek blijven met cliënten, dan zul je meer inspanning moeten leveren. Niet iedere bestuurder ziet dat.’
Jopie Nooren, die net is begonnen als bestuurder van Bartiméus wel. ‘Ik steun heel erg wat zij doen’, zegt ze. ‘Om doorlopend aandacht te besteden aan relaties, intimiteit en seksualiteit moet je binnen de organisatie een goede structuur hebben en begeleiders goed ondersteunen. Positieve aandacht voor dit onderwerp kan een preventieve werking hebben, al is helaas niet gezegd dat je alles daarmee voorkomt.’
De brancheorganisatie VGN wil de uitwisseling tussen leden op dit gebied graag stimuleren. Directeur Hans Schirmbeck: ‘We merken dat er op verschillende plaatsen goede initiatieven worden genomen en dat de inhoudelijk deskundigen elkaar al opzoeken. We doen graag een beroep op bestuurders van organisaties die actief bezig zijn op dit terrein om samen een netwerk te vormen, dat ook gevoed moet worden vanuit die inhoudelijk deskundigen. We hoeven er niet over te discussiëren of dit onderwerp aandacht behoeft, maar we kunnen er wel samen naar kijken hoe we die aandacht zo goed mogelijk kunnen stimuleren, binnen organisaties en binnen het onderwijs.’
Nachtzorg
De slotvraag is aan de bewoners. Hebben zij nog een tip? ‘Het is handig als de nachtzorg op de hoogte is van bestaande relaties’, antwoordt Annemarieke. ‘En dat ze weten of bewoners goed zijn voorgelicht.’ Ze vertelt over een vervelend incident. ‘Jacob en ik sliepen - als hij bleef logeren - normaal gesproken doordeweeks in aparte kamers, maar we hadden een keer een vervelende dag achter de rug, met een begrafenis van een groepsgenoot. Ik voelde me rot en ben toen ’s nachts bij hem gaan liggen. Toen de nachtzorg daar achter kwam ontstond er een hoop commotie. Ik kreeg vragen als: wat nou als je zwanger zou zijn geraakt? Ik vond het heel kinderachtig, alsof we twaalf zijn.’
Jeroen Hindriks, die op de groep van Annemarieke werkt, bevestigt het verhaal. ‘Het was een fout van mij’, zegt hij, ‘het was ook voor mij een moeilijke dag geweest en ik was vergeten aan de nachtzorg door te geven dat Jacob bleef slapen. Ik heb het daarna zo snel mogelijk rechtgezet. Annemarieke heeft helemaal gelijk met haar tip.’
‘We hebben nieuwe afspraken gemaakt’, zegt Annemarieke, ‘die zijn ook duidelijk voor de nachtzorg.’
Kader
Onderzoek en handreiking
21 procent van de vrouwen en 12 procent van de mannen met een visuele beperking heeft seksueel geweld meegemaakt. Dat staat in het rapport Beperkt weerbaar, dat onderzoekers van Rutgers WPF en Movisie in 2011 uitbrachten. Het rapport is gratis te downloaden vanaf movisie.nl.
Ook verscheen vorig jaar een rapport van de commissie Samson naar seksueel misbruik in instellingen voor jeugdzorg, Omringd door zorg, toch niet veilig. Dit is gratis te downloaden via onderzoek-seksueel-kindermisbruik.nl.
Over onderzoek naar seksuele gezondheid en voorlichting bij mensen met een verstandelijke beperking door Dilana Schaafsma en Joke Stoffelen verscheen een artikel in het februarinummer van Markant. Dit is te lezen via tijdschriftmarkant.nl.
Met de handreiking Seksualiteit en seksueel misbruik biedt de VGN handvatten waarmee organisaties hun eigen beleid onder de loep kunnen nemen en zo nodig kunnen actualiseren. Te vinden op vgn.nl/artikel/7973.
Deelnemers aan het verbetertraject van Zorg voor Beter hebben hun ervaring gebundeld in een boekje. Dit is te downloaden vanaf kennispleingehandicaptensector.nl.